OM wil geen herziening Deventer moordzaak
Procureur-generaal mr. J. Wortel wil geen herziening in de zogeheten Deventer moordzaak. Hij heeft dinsdag de Hoge Raad geadviseerd om het verzoek van de veroordeelde boekhouder Ernest L. (49) om zijn zaak opnieuw te laten behandelen, af te wijzen.
Ernest L. ontkent bij hoog en laag schuldig te zijn aan de moord op de vermogende weduwe J. Wittenberg (60). Ze werd in september 1999 in haar woning in Deventer doodgestoken. L. was destijds executeur-testamentair van de vrouw. Hij zou haar om financiële redenen hebben omgebracht.
Belangrijke reden om herziening van de zaak aan te vragen was een omstreden geurproef die op het vermeende moordwapen is gedaan. Een politiehond combineerde de geur van het mes met de lichaamsgeur van Ernest L. Die geurproef was een belangrijk bewijs van het openbaar ministerie tijdens het proces in deze zaak bij het hof in Arnhem. Die veroordeelde L. in december 2000 tot twaalf jaar cel. Eerder had de rechtbank in Zwolle de man nog vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Oktober vorig jaar adviseerde procureur-generaal Wortel de Hoge Raad om de omstreden geursorteerproef nog eens tegen het licht te houden. Volgens de verdediging van Ernest L. rammelde de proef aan alle kanten. Omdat het mes enkele dagen in weer en wind heeft gelegen, zou de proef niet betrouwbaar zijn geweest. De deskundige, dr. G. A. A. Schoon, die het hof in Arnhem over de geursorteerproef informeerde, zou niet alle feiten rond de proef hebben gekend.
Schoon heeft recent bij de raadsheer-commissaris van de Hoge Raad een nadere verklaring afgelegd. Volgens Wortel valt daaruit niet af te leiden dat haar eerdere verklaringen door een onvolledig inzicht in de feiten onjuist zijn geweest. De geurproef zou dus deugdelijk zijn.
De deskundige heeft er terecht op gewezen dat de rechter de geurproef alleen als bewijs mag gebruiken als er voldoende andere aanwijzingen zijn dat in dit geval het mes met de moord te maken heeft, concludeert Wortel. Maar de rechter die de strafzaak behandelt, is in zijn visie verantwoordelijk voor de selectie en waardering van het bewijsmateriaal en niet de Hoge Raad.
Opvallend is dat Wortel er op wijst dat recent nieuw onderzoek heeft aangetoond dat minieme hoeveelheden DNA die op het bewuste mes zijn gevonden, níet overeenkomen met het DNA van weduwe Wittenberg. Het DNA behoort aan twee andere personen. Wortel noemt een en ander „zeker belangwekkend.”
De procureur-generaal heeft erover gedubd of dat een zogeheten novum (nieuw feit) oplevert dat reden is om de zaak te heropenen. Volgens Wortel is er echter geen sprake van een novum. In zijn betoog lijkt echter twijfel door te klinken als hij schrijft: „Ik zou verwachten dat op een wapen waarmee steekverwondingen zijn toegebracht, lichaamsmateriaal van het slachtoffer achterblijft, maar dat hoeft, dunkt mij, niet noodzakelijk het geval te zijn. Het kan zijn dat lichaamsmateriaal van het slachtoffer volledig van het mes is verdwenen.”
De raadsman van Ernest L., advocaat mr. J. Boksem, is verbaasd over de conclusie van Wortel. „Dat het DNA op het mes niet van het slachtoffer is, is mijns inziens zeer essentieel en ontlastend voor mijn cliënt.”
Gezien de laatste ontwikkelingen acht Boksem het „zeker niet uitgesloten” dat de Hoge Raad binnenkort zal beslissen dat de Deventer moordzaak moet worden heropend, aldus Boksem dinsdagmorgen in een reactie.
De advocaat wil dat er vergelijking komt van het DNA van Ernest L. met het DNA dat op het mes is gevonden. Boksem zal binnen „afzienbare tijd” reageren op het betoog van procureur-generaal Wortel. Een nieuwe zitting bij de Hoge Raad staat in mei dit jaar gepland.