Er is een groot onderscheid tussen de droefheid van een kind van God en de wereldse droefheid van de goddelozen. De een is bedroefd om de zonde, omdat ze zonde is, de ander alleen om de straf.Laten we hieraan onze droefheid beproeven. Bent u bedroefd vanwege de zonde als zonde die God vertoornt? Bent u om de zonde bedroefd, omdat ze een barmhartig God vertoornd heeft?

Of bent u bedroefd uit vrees voor de straf? Zou u bedroefd zijn om de zonde als er geen hel noch duivel was om u te straffen?

Alleen droefheid omdat u een barmhartig God vertoornd hebt is een zeker teken van de ware Goddelijke droefheid.

Is uw hart bezwaard en droevig ten aanzien van de straf op de zonde en de hel en de verdoemenis? Zo die er niet was, zou u dan gewillig in de zonde leven? Dan is dit een vleselijke droefheid en geen Goddelijke. Het is een droefheid die alleen maar een vrees voor de straf is.

Er worden veel mensen bedrogen die menen dat ze bekeerd zijn omdat ze bedroefd zijn vanwege de zonde, het is echter vrees voor de straf op de zonde. Een kind van God is bedroefd om de zonde, omdat die God vertoornt.

Samuel Smith, predikant te Prittwel

(”Davids boetvaardigheid”, 1621)