Tweede Auschwitz lijkt uitgesloten
In het concentratiekamp Auschwitz is woensdag de Holocaust herdacht. Internationale verdragen en het internationaal recht bieden voldoende bescherming tegen een tweede Auschwitz, zei Louise Arbour in de ”Nooit meer Auschwitz-lezing” die zij gistermiddag gaf.
Het was de Shoah die politieke wil kristalliseerde voor een nieuwe internationale norm voor mensenrechten. De Tweede Wereldoorlog maakte een koppeling tussen het internationale recht en individuele rechten onvermijdelijk.De eerste belangrijke bron van het internationale humanitair recht was, uiteraard, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), aangenomen in 1948 door de Algemene Vergadering van de VN. Deze UVRM is gebaseerd op het beginsel van de gelijkheid van alle mensen in rechten en waardigheid. De verklaring gaat verder over het recht op leven, vrijheid en veiligheid van de personen.
De universele verklaring is echter geen bindend verdrag. Om die reden hebben de meeste van de mensenrechtenactivisten de verklaring als een groot compromis gezien.
Andere verdragen
De daaropvolgende 28 jaar is de verklaring het enige algemene mensenrechteninstrument op internationaal niveau geweest. De verklaring was van grote invloed op de inhoud van nationale grondwetten en regionale mensenrechtenverdragen.
Van 1966 tot nu is een aanzienlijk aantal internationale verdragen over mensenrechten in werking getreden, met inbegrip van verdragen inzake burgerrechten en politieke rechten, inzake economische, sociale en culturele rechten, inzake de rechten van het kind. Ook zijn er verdragen aangenomen over het uitbannen van discriminatie op basis van ras of geslacht en –meer recent– op basis van fysieke of mentale handicaps; en –uiteraard– ook verdragen over het verbod op foltering en wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Meer dan 80 procent van de landen heeft deze verdragen geratificeerd.
Systeem
Uit de as van de Shoah is ook het internationale vluchtelingenrecht ontstaan.
Het systeem van de VN-Mensenrechtenraad en het bureau van de hoge commissaris voor mensenrechten is niet het enige om de internationale mensenrechten te beschermen. Er zijn ook regionale equivalenten voor de VN-organen.
Zij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de regionale wetgeving inzake de mensenrechten in Europa, Amerika en Afrika. Deze systemen bieden bescherming en zijn een cruciale aanvulling op het VN-systeem.
En toch, zelfs een effectieve combinatie van de VN-organisaties en de regionale wetgeving en instellingen doet niets af aan de primaire rol die de lidstaten zelf moeten spelen bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten. De staten –en niet de VN of een regionale instantie– blijven de belangrijkste hoeder van de mensenrechten. Dat gold in 1945 en is tot op de dag van vandaag zo.
Het internationale systeem is een vangnet, een laatste redmiddel voor het geval dat een staat er niet in slaagt de mensenrechten te beschermen. In de regel moet het internationale systeem alleen bescherming bieden wanneer doeltreffende binnenlandse maatregelen onmogelijk zijn, als gevolg van ongeschiktheid of onwil.
Het internationaal recht met betrekking tot mensenrechten heeft een andere beperking. Het voorziet alleen in regels voor de staat, niet in regels voor individuen.
Hof
De tribunalen voor voormalig Joegoslavië en Rwanda hebben aangetoond dat een eerlijk proces op internationaal niveau mogelijk is. Dat komt niet alleen door de keuze voor hybride (een mengvorm van nationale en internationale) tribunalen in situaties zoals in Kosovo, Bosnië, Sierra Leone en Cambodja.
Deze tribunalen zijn –vooral– geholpen door de komst van het permanente Internationaal Strafhof (ICC). Er zijn momenteel 110 staten die het Statuut van Rome, het verdrag dat het ICC bekrachtigt, onderschrijven.
Het ICC kan geen vervanger zijn van nationale rechtbanken – en is daarvoor ook niet ontworpen; staten dragen de primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en bestraffen van schendingen van de mensenrechten en van oorlogsmisdaden.
De auteur is voormalig hoge commissaris voor mensenrechten van de VN en voormalige rechter van het hooggerechtshof van Canada. Zij was ook openbaar aanklager voor het Joegoslaviëtribunaal en het Rwandatribunaal en klaagde Slobodan Milosevic in Joegoslavië aan voor oorlogsmisdaden. Zij is nu president van de International Crisis Group in Brussel.