Parlementair onderzoek heeft waarde op zich
De commissie-De Wit is goed op dreef. Het clubje parlementariërs dat het ontstaan en de oorzaken van de kredietcrisis onderzoekt, hoort, na maandenlang in beslotenheid te hebben gewerkt, nu dag na dag in volledige openbaarheid het ene financiële kopstuk na het andere.
Het soortelijk gewicht van de ondervraagden verschilt flink. Toen eind vorige week Zalm, oud-minister van Financiën, zijn zegje mocht doen, spitsten de in deze materie geïnteresseerden extra hun oren. Vandaag viel de eer te beurt aan oud-premier Kok; ook dat verhoor zal door velen met meer dan gewone belangstelling zijn gevolgd.Het spannendste moment moet echter nog komen: het gesprek met DNB-president Nout Wellink. Als er iemand is wiens persoonlijke taak het is toezicht te houden op de financiële wereld, mogelijke problemen van tevoren te signalen én ter voorkoming van die problemen passende maatregelen te nemen, is het Wellink wel. De grote vraag is hoe de nogal eens wat arrogant overkomende DNB-president zich tegen het verwijt dat hij tekort is geschoten, gaat verweren.
Dat deze verhoren voor geïnteresseerden razend boeiend zijn, neemt niet weg dat ze aan het grote publiek goeddeels voorbijgaan. Dat leest eerder een bericht over Eurlings’ strapatsen over de kilometerheffing dan een uitvoerig verslag over een onderwerp in de categorie ”achteraf hadden we beter dit, en met de kennis van nu hadden we beter dat.”
Waar de gewone man zich nauwelijks interesseert in de commissie-De Wit –als hij van het bestaan ervan al afweet–, zijn veel deskundigen evenmin overtuigd van het nut van dit onderzoek. Wat heeft het nu voor zin, zo vragen zij zich af, dat het Nederlandse parlement gaat graven in de oorzaken van een wereldwijde economische crisis? Die komt toch voor het allergrootste deel overwaaien uit het buitenland?
En verder: welke zinnige conclusie kan deze commissie nu toch trekken behalve de conclusie die we al kennen, namelijk dat alle ellende van het afgelopen jaar te wijten is aan een combinatie van factoren: onevenwichtigheden in de wereldeconomie, falende kredietbeoordelaars, slecht beleid, gebrekkig toezicht en hiaten in de regelgeving? Hoe grondiger de commissie onderzoekt, hoe meer schuldigen zij zal vinden. Totdat ten slotte iedereen en dus niemand schuldig is.
Maar dat is al te cynisch geredeneerd. Het blijft toch een fascinerende vraag hoe het in vredesnaam kon gebeuren dat pensioenbestuurders, politici, directeuren van banken, beursanalisten en journalisten hetzij deze crisis in het geheel niet zagen aankomen, hetzij haar wel verwachtten maar er desondanks niet in slaagden de ontwikkeling van financiële wanproducten een halt toe te roepen.
Als het de commissie-De Wit lukt op deze kwestie wat meer licht te werpen, is dat al heel verdienstelijk.
Daar komt bij dat het in een tijd waarin politici niet zelden van de ene hype naar de andere hollen, weldadig aandoet dat enkelen van hen zich nu eens grondig en gedurende langere tijd verdiepen in een onderwerp dat er werkelijk toe doet. Dat alleen al heeft waarde.