Volgens Donner blijkt uit het rapport van de commissie dat problemen met pensioenen „niet vanzelf verdwijnen” als aandelenmarkten herstellen. De vergrijzing en de stijgende levensverwachting maken het pensioen zo veel duurder dat volgens hem sociale partners gedwongen zijn keuzes te maken.Werkgevers en vakbonden, die cao-afspraken maken en in de besturen van pensioenfondsen zitten, zijn volgens Donner de eerstverantwoordelijken. Sociale partners kunnen volgens hem per sector en bedrijf het beste afwegen tegen welke prijs zekerheid kan worden geboden over het pensioen en in hoeverre mensen bereid zijn meer risico’s te dragen.

De minister stelde dat met 30 procent van de loonsom werkgevers en werknemers nu al veel kwijt zijn aan pensioenpremies: ongeveer 18 procent gaat naar de AOW en 13 procent naar aanvullende pensioenen. De premies verder verhogen zou volgens hem te veel schade toebrengen aan de economie en koopkracht.

Het kabinet heeft om de AOW betaalbaar te houden er ook voor gekozen de leeftijd te verhogen van 65 naar 66 jaar in 2020 en naar 67 jaar in 2025. Maar Donner wees erop dat hij in zijn plannen voor verhoging van de AOW-leeftijd de ruimte laat aan sociale partners om al eerder dan 2020 afspraken te maken over aanpassingen in het aanvullend pensioen.

Met goede voorlichting acht de minister het mogelijk dat werknemers straks zelf meer kunnen kiezen of ze hogere risico’s op tegenvallers in hun pensioen willen accepteren. En als ze zekerheid willen behouden, moeten ze uitgaan van een lagere uitkering of langer doorwerken.

Donner komt in maart met een uitgebreide reactie op de problemen bij pensioenfondsen. Na overleg met onder meer De Nederlandsche Bank (DNB), sociale partners en pensioenkoepels hoopt de minister nog voor de zomer te besluiten hoe het pensioenstelsel zo goed mogelijk overeind kan worden gehouden.