Holocaust achtervolgt Arabieren
Ontkenning van de Holocaust is en blijft gemeengoed in de Arabische wereld. Het Westen moet alert zijn, want uiteindelijk gaat het om Israël, stelt drs. B. Belder, die vandaag met een delegatie van het Europees Parlement in Polen de 65-jarige bevrijdingsdag van het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau herdenkt.
Hitlers massamoord op de Joden (Holocaust) en de staat Israël zijn in de Arabische optiek onscheidbaar. En dat in strikt negatieve zin. Dat bleek bijvoorbeeld in 2005. Toen riepen de Verenigde Naties 27 januari (de bevrijdingsdag van Auschwitz) uit tot Internationale Herdenkingsdag van de Holocaust. Prompt heette het van Arabische zijde „zestig jaar lang succesvolle exploitatie” van de Holocaust door Israëlische regeringen.En wat te denken van de Egyptische journalist Hasan Rajab, die zelfs na een bezoek aan het concentratiekamp Auschwitz niet overtuigd was van de massale vergassing van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vanwaar deze Arabische moeite met de Holocaust?
Reserves
In de Arabische publicistiek duiken in 1945 naast compassie voor vervolgde en gevluchte Joden uit Europa direct al politieke reserves op. Een veelgehoorde reactie luidde: „Ongetwijfeld moet er een oplossing komen voor het Joodse probleem. De kolonisatie van Palestina is echter geen oplossing voor het universele Joodse probleem. Het zou onrechtvaardig zijn om alleen van de Arabieren te verlangen daarvoor op te draaien.”
Daarmee raken wij aan de oorspronkelijke kern van het Arabische standpunt over de Holocaust. De Holocaust ging de Arabieren in feite niet aan. Het was de tragedie van een ander volk op een andere plaats, buiten de eigen regio. De Arabieren waren er niet de oorzaak van, noch er actief bij betrokken. Desondanks betaalden zij voor de Holocaust een hoge prijs, het verlies van Palestina aan de Joden. Zonder Holocaust geen Israël, concludeerde het Arabische kamp.
Deze overtuiging leidde ertoe dat de Arabieren hun houding ten opzichte van de Holocaust niet konden scheiden van hun gevoelens van afkeer tegen Israël en het zionisme. Dat liep uit op relativering van de Holocaust of zelfs regelrechte ontkenning ervan als „een grote leugen.”
Let wel, er is een opmerkelijke verdringing van de uitgebreide naoorlogse verslaggeving in de Arabische media van de nazi-gruwelen tegen de Joden. Maar de eigen oorlogsplannen en inspanningen tegen de zionistische vijand en diens nieuwe staat verdroegen de realiteit van de Holocaust klaarblijkelijk niet langer.
Een nieuw Arabisch thema over de Holocaust diende zich al spoedig aan: de gelijkstelling van zionisme aan nazisme. De Joden behoorden weliswaar tot de eerste slachtoffers van de „beroemde bruine bendes”, maar de „ironie van de geschiedenis” wil dat „dit type regime alleen nog voorkomt in Palestina onder de Joden.” Hitler zocht „Lebensraum” in Oost-Europa, de zionisten deden dat in het Midden-Oosten. „Ik vrees”, oordeelde een Arabische auteur, dat „Hitler de leerling was van de Joden, hij nam het racisme van hen over.” Het gelijke streven van nazisme en zionisme naar de wereldheerschappij maakte een onderlinge confrontatie onvermijdelijk, aldus de Arabische analyse van de Holocaust.
Slachtoffer
Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 stonden Israëliërs en Palestijnen na negentien jaar weer in direct persoonlijk contact in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. In deze nieuwe situatie concentreerde het Arabische debat over de Holocaust zich op het Palestijnse slachtoffermotief. De Palestijnen gingen zich als de „slachtoffers van de slachtoffers” beschouwen. Internationale erkenning van deze Palestijnse status werd het grote streven, met alle politieke en territoriale implicaties voor de Joodse staat van dien.
In het midden van de jaren negentig trad evenwel een kentering op in de stereotiepe Arabische discours over de Holocaust. Onder invloed van vredesperspectieven in het Midden-Oosten (de Osloakkoorden van 1993/de Israëlisch-Jordaanse vredesovereenkomst) braken liberale Arabische intellectuelen een lans voor een ondubbelzinnige erkenning van het lijden van het Joodse volk. Dat zou een Israëlische erkenning van de Palestijnse tragedie zeker bevorderen, alsmede de weg banen naar wederzijdse verzoening en co-existentie.
Toch ontkwamen deze westers georiënteerde schrijvers evenmin aan de politieke instrumentalisering van de Holocaust. „Want de Holocaust is geen excuus voor wat de zionisten de Palestijnen hebben aangedaan.”
En passant blijft vooral het islamistische kamp in de Arabische wereld de historiciteit van de Holocaust glashard ontkennen. In het spoor van de Iraanse president Ahmadinejad.
Teken
Illustratief is de argumentatie van de Palestijns-Jordaanse islamist Ibrahim Allush. Volgens zijn redenering impliceert erkenning van de Holocaust de uniciteit van een Joodse tragedie. Dat vermindert de betekenis van de Palestijnse tragedie. Daarenboven komt erkenning van de Holocaust tegelijk neer op een acceptatie van Israëls bestaansrecht. En dat is voor Allush en gelijkgezinden onaanvaardbaar.
Wat leert ons de 65-jarige Arabische worsteling met de onweerlegbare feiten van de Holo-caust? Een klaarblijkelijk onvermogen om het Joodse recht op een eigen staat op voorvaderlijke grond te billijken.
Dat moet voor de westerse wereld, Europa voorop, een teken aan de wand zijn. Dat vraagt dus extra politieke waakzaamheid. Per slot van rekening vormt de Joodse staat Israël onze eerste frontlijn in de mondiale confrontatie met het oprukkende islamisme.
De auteur is lid van het Europees Parlement voor de SGP en voorzitter van de Israëldelegatie van het parlement.