Onenigheid over dodental oorlog Congo
Een wetenschappelijke discussie over methodes om vast te stellen hoeveel menselijk leed oorlogen veroorzaken, leidt tot krantenkoppen die suggereren dat de oorlog in Congo niet zo erg was.
Soms wordt informatie uit haar context gehaald en krijgt ze een andere betekenis. Dat gebeurde vorige week toen wetenschappers van de Simon Fraser Universiteit in de Canadese stad Vancouver hun rapport ”De Afname van Oorlogsellende” publiceerden. In hun rapport verdedigen de wetenschappers de stelling dat moderne oorlogen veel minder slachtoffers eisen dan oorlogen vroeger deden. Dat komt doordat er steeds minder grootschalige oorlogen zijn en doordat de hulpverlening tegenwoordig veel beter is dan vroeger.Een onderdeel van het rapport handelt over de wijze waarop tien jaar geleden onderzoekers van onder andere het Rode Kruis vaststelden dat de oorlog in Congo veel meer dodelijke slachtoffers veroorzaakte dan tot dan toe werd aangenomen. Het Rode Kruis beweerde dat de oorlog had geleid tot 5,4 miljoen dodelijke slachtoffers, van wie de meesten burgerslachtoffers.
Volgens de wetenschappers van de Canadese universiteit hebben de onderzoekers van het Rode Kruis destijds fouten gemaakt. De oorlog in Congo leidde weliswaar tot veel meer slachtoffers dan werd gedacht, maar niet tot zo veel als de onderzoekers van het Rode Kruis hadden berekend. De publicatie van het rapport ontlokte boze reacties bij de medewerkers van het Rode Kruis, die de wetenschappers verweten „vanachter hun veilige bureaustoel” kritiek te leveren.
Het gaat hier dus om een wetenschappelijk conflict over rekenmethodes waarmee kan worden vastgesteld hoeveel ‘extra’ ellende een oorlog met zich meebrengt. Want behalve het aantal soldaten dat sterft aan de frontlinie, heeft een oorlog meestal ook gevolgen voor de voedselvoorziening van de bevolking. Bovendien leiden oorlogen vaak tot grote aantallen vluchtelingen die lang niet altijd goede gezondheidszorg krijgen.
Er vallen dus ook veel oorlogsslachtoffers die niet zo eenvoudig te tellen zijn als de militairen die sneuvelen aan het front. De wetenschappelijke discussie gaat over de rekenmethodes die ontwikkeld zijn om die ‘extra’ slachtoffers te tellen.
Maar deze wetenschappelijke discussie is een eigen leven gaan leiden. Journalisten lazen vorige week het rapport en blijkbaar vond men de bewering dat er tijdens de oorlog in Congo veel minder slachtoffers waren gevallen dan destijds door het Rode Kruis werd gezegd, het sappigste onderdeel van het rapport.
Er verschenen krantenkoppen als: ”Wetenschappers twijfelen aan oorlogsschade Congo”, en ”Nieuwe studie verwerpt claims van hulporganisaties”. De Canadese onderzoekers waren niet blij met die krantenkoppen en -artikelen. In een telefoongesprek afgelopen vrijdag met de Amerikaanse wetenschapsjournalist Georgianne Nienaber ontkende hoofdonderzoeker Andrew Mack van het Canadese rapport dat het de bedoeling was om de gevolgen van de oorlog in Congo te bagatelliseren. „Wat wij beweren met onze kritiek op de destijds gebruikte rekenmethodes, is dat niemand precieze aantallen doden weet. Wij hebben echter nooit getwijfeld aan de intenties van de onderzoekers van het Rode Kruis.”
De krantenkoppen van vorige week suggereren dat er is gesjoemeld met cijfers om de oorlog ernstiger te laten lijken, zodat hulporganisatie meer geld zouden krijgen om hulp te bieden. De Canadese onderzoekers komen echter slechts met voorstellen voor een betere rekenmethode. Hun discussie is wetenschappelijk van aard. Krantenkoppen dragen bij aan beeldvorming. En die is van belang voor het draagvlak dat regeringen nodig hebben om geld ter beschikking te stellen voor hulpverlening.