Kerk & religie

„Die zielen vangt is wijs”

Bij het Kelvingrove Park, in een van de vele wijken van het stadsgewest Glasgow in Schotland, staat een imposant gebouw met vier neoklassieke pilaren. In Hebreeuwse letters staan enkele woorden van de Spreukendichter te lezen: „Die zielen vangt, is wijs.”

tekst Leen J. van Valen
26 January 2010 12:42Gewijzigd op 14 November 2020 09:42
Finnieston Free Church in Glasgow, het bedehuis van Andrew Bonar. beeld James Sellers
Finnieston Free Church in Glasgow, het bedehuis van Andrew Bonar. beeld James Sellers

De klassieke gevel die de achterliggende luxeappartementen camoufleert, gaf eens toegang tot de Finnieston Free Church, het bedehuis van Andrew Bonar (1810-1892). In december 1878 nam die het gloednieuwe gebouw plechtig in gebruik. Hij is de bekende biograaf van de jong gestorven Schotse predikant Robert MacCheyne (1813-1843), met wie hij zich zeer verbonden wist. Het is 200 jaar geleden dat Bonar in Edinburgh werd geboren.De stadsgemeente in Glasgow, die bij Bonars komst in 1856 slechts tien leden telde, groeide spoedig uit tot meer dan 1000 zielen. De havenstad, met zijn grote sociale problemen, was voor Bonar echter heel wat anders dan het vredige dorpje Collace in de buurt van Dundee, waar hij eerder predikant was.

Nadat Bonar in 1838 in Collace in het ambt werd bevestigd, kon hij aanvankelijk nauwelijks zes wedergeboren christenen vinden. Hij reed op de dag van zijn bevestiging door het bos naar het middeleeuwse kerkje toen hij aan de woorden dacht: „Gij zult de kracht ontvangen.”

Zijn vriend MacCheyne had hem daarvoor de volgende vermanende en bemoedigende woorden geschreven: „Beste Andrew, vergeef je jongere broeder dat hij als een oudere met je spreekt, als iemand die eigenlijk aan je voeten behoort te zitten om in je voetstappen te wandelen en je te volgen, in zoverre je Christus volgt (…).”

Zijn jongere vriend zocht hem met zijn pony Tully nogal eens op. Zo reed hij op een winterse dag naar de pastorie in Collace. Hij zei tegen Andrew: „Ik heb vandaag de gehele dag door de ongerepte witte sneeuw gereden en toen kwam dat vers in mij op: „Was mij en ik zal witter zijn dan sneeuw.”

De sneeuw was wel vaker het onderwerp van zijn overdenking. Het was niet ver van Collace dat hij eens door de sneeuw liep en een voorbijganger aansprak. „Weet u wat witter is dan sneeuw?” zo vroeg hij hem. De man begreep niet wat hij bedoelde. „Ja”, antwoordde MacCheyne toen zelf, „er is een ding dat witter is. Het is een ziel die gewassen is in het bloed van Christus.”

Het bloed en de gerechtigheid van de Zaligmaker waren ook bij Andrew Bonar het middelpunt van zijn leven en prediking. Eens bad hij in zijn eigen kerk: „Heere, laat nooit iemand deze preekstoel bezetten die Christus en Dien gekruisigd niet preekt.”

Andrew Alexander Bonar werd op 29 mei 1810 in de Schotse hoofdstad Edinburgh als zoon van een advocaat geboren. Hij stamde uit een oud predikantengeslacht en in het gezin van zijn ouders waren nog twee jongens, John James en Horatius Bonar, die voor het wondere ambt kozen. Evenals zij, studeerde hij aan de universiteit van de hoofdstad en zat hij aan de voeten van Thomas Chalmers, de grote leider van het Schotse reveil en stichter van de Free Church, die ontstond na een grote kerkscheuring in 1843.

Op 20-jarige leeftijd kwam Andrew tot de zekerheid van zijn zielenheil. Veel steun had hij daarbij uit het boekje van de Schotse „prakticijn” William Guthrie, ”The christian’s great interest”. Vanaf die tijd had hij een vast vertrouwen en rustte zijn ziel op de Heere Jezus en op Zijn volbrachte werk. Nu mocht hij persoonlijk verzekerd worden van de vergeving van zijn zonden en van zijn staat voor God.

Bonars ziel richtte zich sindsdien meer op Christus en Zijn Middelaarswerk, dan op de kenmerken van genade. Zijn dochter merkte later op: „Terwijl anderen later struikelden over duistere leerstukken of in de diepten van hun hart hun eigen zondigheid bespeurden, of naar kenmerken van wedergeboorte zochten, werd hij ertoe gedrongen om een leven van blijdschap en steeds nauwere gemeenschap te leiden met Hem Wiens stem het eerst in zijn oor gefluisterd had: „Zoon wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven.” Sindsdien had hij nimmer reden om aan zijn persoonlijk heil te twijfelen.

Na zijn studie werd Bonar assistent-predikant in het grensplaatsje Jedburgh. Daarna verruilde hij deze post met die van evangelist in St. George’s parochie in Edinburgh. In september 1838 werd hij aan Collace verbonden. Hier was het eerst ploegen op rotsen, maar rond 1840 vond hier een opwekking plaats, evenals in de kerk van MacCheyne in Dundee en op andere plaatsen.

In 1839 vergezelde Bonar zijn vriend MacCheyne en twee andere predikanten op een oriëntatiereis naar Palestina om mogelijkheden van zending onder het joodse volk te onderzoeken.

Binnen de Schotse Kerk en later in de Free Church nam Bonar een vooraanstaande positie in. Zijn indringende en christocentrische prediking kreeg veel belangstelling en ook zijn pennenvruchten waren gezien. Zo schreef Bonar een boek over Christus in de Psalmen en een verklaring van Leviticus. In 1874 kreeg hij een doctoraat in de theologie van de universiteit van Edinburgh aangeboden. Bonar overleed op 4 januari 1893. Zijn graf, evenals dat van zijn schoonzoon en opvolger David McIntire, bevindt zich nog op de begraafplaats Sighthill in Glasgow.

Zijn bewaard gebleven en voor een deel gepubliceerde dagboek is doorspekt van diepzinnige opmerkingen die zijn nauwe omgang met zijn Meester illustreren. Heiliging was in zijn prediking een belangrijk thema, maar het geheim daarvan leerde hij in de nauwe gemeenschap met zijn Heiland.

Het volgende fragment uit zijn dagaantekening van 15 januari 1860 is ook nu de overdenking waard: „Ik gevoelde voor een tijd alsof Jezus mij zeer nabij was en ik kreeg zulk een gezicht op Hem en wel zo betrouwbaar en liefdevol, dat ik gevoelde dat ik alles kon vragen, tot Hem kon spreken, Hem alles vertellen wat ik wenste en de zorgen aan Hem kon overlaten. Meer geloof! Meer geloof!

Laten wij elkaar opwekken in het navolgen van heiligheid en omgang met God. De kracht van Simson werd alleen aangeduid door zijn lange haar. Zij had een verborgen bron. Ons slagen komt niet voort uit onze kracht, evenmin uit onze uitgebreide prediking en ijverige bezoeken, maar toch zullen deze dingen beginnen te groeien wanneer wij toegang hebben tot de verborgen bron.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer