Geef mij maar Nijntje, het konijntje
De intredepreek van een dominee wordt met meer dan gewone belangstelling gevolgd. De gemeenteleden die vanwege de drukte maar wegblijven omdat ze menen dat ze de nieuwe predikant tot vervelens toe nog zullen kunnen beluisteren, zijn grote uitzonderingen.
Er zijn heel geijkte intredeteksten. Er zijn er ook die echt opvallen. Hellenbroek deed intrede in Zaltbommel met de woorden van Ehud aan Eglon: „Ik heb een woord Gods aan u.”Ds. N. Bijdendijk preekte in Asperen over de tekst: „Er was grote blijdschap in de stad”, terwijl hij tegen de wil van de kerkenraad maar dankzij het doorzetten van de freule die het recht van collatorschap uitbuitte, zich aan het stille stadje aan de Linge verbond.
Veel blijdschap heeft zijn bediening overigens niet gegeven, noch bij de gemeente noch bij de predikant zelf. Hij diende Asperen 65 jaar lang, zonder elders begeerd te zijn geweest.
De 24-jarige kandidaat G. B. Hospers deed in 1898 intrede in Mijnsheerenland met de woorden: „Nu wat verwacht ik o Heere, mijn hoop is op U.” Niet bepaald een intredetekst. Voelde Hospers zijn spoedig einde naderen? Hij stierf na slechts een halfjaar predikant te zijn geweest.
De merkwaardigste intredetekst had ds. Gerhard Bruna in de hervormde gemeente van Enter, medio 1897. Hij had Mattheüs 4:10a als tekst gekozen: „Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg satan!”
Hij doelde daarmee niet op de gemeente Enter. Dat zou zomaar gekund hebben, omdat bij een dergelijke gelegenheid veel misbruik werd gemaakt van sterke drank. Er moesten zelfs op de dag van Bruna’s intrede extra veldwachters van buitenaf surveilleren in Enter. Enkele veldwachters uit Rijssen en Markelo hielden die dag een oogje in het zeil.
Toch was dat het probleem van Bruna niet. Hij zat zelf geestelijk geweldig in de knoop. Ondanks het feit dat hij reeds enige jaren in Buurse predikant was geweest, bleef de vraag hem kwellen of hij wel geroepen was. Was hij niet te gemakkelijk predikant geworden omdat vader en grootvader het ook waren? Kon men trouwens in de Hervormde Kerk wel predikant zijn, waar zo veel meningen naast elkaar konden bestaan? Daar had hij in 1895 reeds een brochure over geschreven, genaamd ”Over de onwaarheid der Nederlandsche hervormde kerk”.
Vele gesprekken met pastoor Pruijn brachten Bruna tot de overtuiging het predikantschap neer te moeten leggen, rooms-katholiek te worden en te solliciteren naar een andere werkkring. Hij werd hoofdredacteur van diverse rooms-katholieke tijdschriften en medewerker van het roomse dagblad Het Centrum. Van 1919 tot zijn dood was Bruna raadslid in Utrecht namens de Rooms-Katholieke Staatpartij.
Van de hand van Bruna verschenen verschillende boekjes. Hoewel hij daarin verrassend orthodoxe zaken kon neerzetten, is toch zijn reclame voor Rome onverteerbaar. Dan grijp ik liever naar de boekjes van zijn verre achterneef Dick Bruna, over Nijntje het konijntje.