Geen titel
Stroom uit de woestijn kan heel de wereld van energie voorzien, stelt Rijkert Knoppers in zijn boek ”Woestijnstroom”. Slechts 1 procent van het woestijnoppervlak hoeft daarvoor vol gezet te worden met zonne-energiecentrales.
Deze zogenaamde zonthermische krachtcentrales concentreren zonlicht met spiegels op één punt, zodanig dat olie of gesmolten zout heet kan worden, tot wel 750 graden Celsius. De opgewekte warmte drijft een stoomturbine aan, die met een generator –een grote dynamo– elektrische stroom opwekt. Knoppers legt dit principe in zijn inleiding uit met veel illustraties en technische gegevens.Vervolgens beschrijft hij de geschiedenis van zonne-energiecentrales. En die blijken al oud: in 1866 werd de eerste gebouwd in Parijs, omdat de steenkool daar op raakte. Het apparaat produceerde voldoende stroom om een machine te laten draaien. Helaas verwoestten de Pruisische legers deze vooruitstrevende constructie al in 1870.
Een ander verhaal is de centrale bij Kramer Junction in de Californische Mohavewoestijn. Deze levert sinds 1983 354 megawatt (MW), evenveel als een kerncentrale en voldoende voor 40.000 huishoudens.
Wereldwijd is zonnestroom goed voor slechts 400 MW: alle windmolens op aarde wekken samen al 40.000 MW op.
De opgewekte zonnestroom is nu nog duur, maar kost naar verwachting in 2020 ongeveer 5,5 cent per kilowattuur, evenveel als elektriciteit uit een kolencentrale.
”Woestijnstroom” is duidelijk een boek voor de liefhebber die smult van de techniek van zonne-energie.
Woestijnstroom. De belofte van Kramer Junction, Rijkert Knoppers; uitg. AEneas, Boxtel, 2009, ISBN 978 9075 36 59 17; 140 blz; € 39,95.