Opinie

Niet zwaar beroep, maar levensstijlis het probleem

Zware beroepen zitten een hogere pensioenleeftijd niet in de weg. Veel belangrijker is de ongezonde levensstijl van veel mensen met een laag inkomen, stellen Lans Bovenberg enSweder van Wijnbergen. Daar moet het beleid zich op richten.

22 January 2010 10:43Gewijzigd op 14 November 2020 09:40

Voor een duurzame AOW met het oog op de vergrijzing zijn er maar drie smaken: hogere premies, lagere uitkeringen of een hogere pensioenleeftijd. Hogere premies spannen het paard achter de wagen, omdat ze de werkgelegenheid en daarmee de financieringsbasis van de ver­zorgingsstaat uithollen. Lagere jaarlijkse uitkeringen zijn hardvochtig, omdat de AOW voor een grote groep lagere inkomens de hoofdbron van inkomen is.Blijft over een hogere pensioenleeftijd. Deze optie ligt het meest voor de hand, omdat de verwachte levensduur de laatste jaren aanzienlijk is gestegen. Waarom zouden die extra jaren allemaal in de vorm van vrije tijd genomen moeten worden? Ook na de aangekondigde hervormingen zal de levensverwachting waarschijnlijk blijven stijgen.

Willen we een echt duurzame oplossing, dan moet de pensioenleeftijd gekoppeld worden aan de verwachte levensduur. Jongere generaties krijgen hun pensioen later, maar profiteren toch nog net zo lang van als de huidige oudere generaties, omdat ze langer leven. Zo’n eerlijke, duurzame regel vermijdt telkens terugkerende conflicten over de pensioenleeftijd.

WMO

Een ander belangrijk voordeel van een hogere pensioenleeftijd is dat het de financieringsbasis voor andere collectieve uitgaven verbreedt. Want ook de verzorgingsstaat heeft drie opties in het licht van de vergrijzing: bezuinigingen, hogere belastingen of een bredere financierings­basis. Een hogere pensioenleeftijd sluit aan bij de laatste optie en voorkomt verschraling van de zorg voor kwetsbare ouderen en onderwijs voor onze kinderen. Niet voor niets kennen de Scandinavische landen met hun grote arbeidsintensieve collectieve sector de hoogste pensioenleeftijd.

De vakcentrales stellen terecht dat een hogere pensioenleeftijd niet voor iedereen even hard aankomt. Mensen met lagere inkomens leven korter dan mensen met hogere inkomens en willen meestal ook eerder stoppen. Dat heeft echter meer te maken met een zwakke sociaaleconomische positie dan met een zwaar beroep.

Verschillen in levensverwachting tussen arm en rijk komen niet zozeer door slijtage op het werk, maar door een ongezondere levensstijl van mensen met een zwakke sociaal­economische positie. Na pensionering verslechteren deze gewoontes meestal verder. Mensen vroeg afschrijven door hen met pensioen te sturen, vergroot juist de gezondheidsverschillen tussen arm en rijk.

Beter is het om volledig in te zetten op verandering van de ongezonde levensstijl, tijdige omscholing van zware beroepen naar ander werk en verbetering van de arbeidsmarktkansen van lager opgeleiden – bijvoorbeeld door loonkostensubsidies. Maar ook kan gedacht worden aan een speciale inkomensvoorziening op gemeentelijk niveau, waarbij 60-plussers in ruil voor een minimumuitkering activiteiten verrichten in het kader van de WMO. Zo wordt voorkomen dat 75-plussers vereenzamen en 60-plussers er een nog ongezondere levensstijl op na houden.

Drie sporen

Mocht ondanks alles vervroegd pensioen de enige optie zijn, dan moet de uitkering met ongeveer 8 procent worden verlaagd voor elk jaar dat de uitkering eerder genoten wordt. Om te voorkomen dat groepen met weinig aanvullend pensioen onder het sociale minimum komen als ze de AOW vroeger opnemen, kunnen speciale inkomensvoorzieningen voor ouderen weer uitkomst bieden.

Zo krijgen we een bevredigende langetermijnoplossing met drie sporen. In de eerste plaats een pensioensysteem waar de verhouding tussen actieve en in­actieve jaren niet uit balans raakt als de levensverwachting stijgt. Vervolgens een verzorgingsstaat die zijn financieringsbasis koestert door vol in te zetten op het opbouwen, onderhouden en benutten van menselijk talent en het verminderen van gezondheidsongelijkheid als gevolg van de ongezonde, inactieve levensstijl van kwetsbare sociaal­economische groepen. En ten slotte solidariteit met ouderen die ondanks al deze maatregelen geen werk kunnen vinden in de particuliere sector.

De auteurs zijn hoogleraar economie aan respectievelijk de Universiteit van Tilburg en de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is overgenomen van www.mejudice.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer