Uitspraak in zaak Zeewolde positief
Kerken mogen blij zijn met de uitspraak van het gerechtshof in Arnhem in de zaak Zeewolde, schrijft ds. W. Silfhout. Het is wel zaak voor de kerken om de eigen regels voor de kerkelijke rechtsgang op orde te hebben, en ze ook goed toe te passen.
Het gerechtshof in Arnhem heeft dinsdag een belangwekkende uitspraak gedaan in het geschil tussen H. R. H. A. de Boer en de christelijke gereformeerde kerk te Zeewolde en de classis Amersfoort van die kerken. Belangwekkend omdat die uitspraak duidelijkheid verschaft over de reikwijdte en de verhouding van het kerkelijk recht ten opzichte van het burgerlijk recht.De kern van het geding was immers of iemand die een conflict heeft met zijn kerk eerst de kerkelijke rechtsprocedures (dus: classis – particuliere synode – generale synode) moet doorlopen, alvorens de eventuele gang naar de overheidsrechter te maken. Het gerechtshof heeft nu uitgesproken dat eerst de kerkelijke procedures moeten worden doorlopen.
Deze uitspraak stemt tot blijdschap, omdat steeds meer de eigen plaats van de kerk in de samenleving in het geding is. Terecht baseert het hof zich op artikel 2.2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin staat dat kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut voor zover dit niet in strijd is met de wet. Het statuut is de kerkorde, aangevuld door kerkelijke uitvoeringsregelingen.
Bijzondere positie
In een tussenvonnis had het hof ten onrechte de handreiking en toelichting bij de kerkelijke rechtspraak ”In orde” van de Gereformeerde Gemeenten gehanteerd als van toepassing zijnde op de Christelijke Gereformeerde Kerken. Dat is in het eindvonnis niet meer het geval. De uitspraak is er niet van minder belang om, want ook in de Gereformeerde Gemeenten wordt de Dordtse Kerkorde gehanteerd. En –zoals mr. Pel reeds gisteren opmerkte in deze krant– het heeft heel veel moeite gekost om de rechter duidelijk te maken hoe een en ander in de Christelijke Gereformeerde Kerken functioneert.
Er kunnen zwaarwegende omstandigheden zijn die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken om van de rechtzoekende te vergen om de kerkelijke rechtsgang te volgen, zo oordeelt het gerechtshof. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat het statuut voor het betreffende geschil geen voorschriften bevat, of indien de kerkelijke rechtsgang niet voldoet aan elementaire beginselen van procesrecht.
Door De Boer zijn vele argumenten aangedragen om aan te tonen dat die fundamentele beginselen van procesrecht zijn geschonden. Het gerechtshof concludeert dat daarvan echter geen sprake is. Vooral ook niet, zo lees ik tussen de regels door, omdat De Boer verschillende appels op de generale synode heeft ingetrokken.
De kerken mogen blij zijn met de uitspraak. Los van het onderhavige geval, waarin sprake is van een zeer langslepend proces (het loopt al vanaf het jaar 2001), heeft het hof een aantal belangwekkende zaken overwogen die van grote betekenis zijn voor de kerken en voor de relatie tussen het kerkelijk recht en het burgerlijk recht.
De kerken mogen blij zijn dat het gerechtshof de bijzondere positie van de kerken erkent. Dat betekent voor de kerken wel dat zij ervoor moeten zorgen dat de kerkelijke rechtsgang aan bepaalde voorwaarden voldoet. Die zullen duidelijk omschreven moeten zijn.
Juridisering
De Dordtse Kerkorde zelf bevat slechts enkele summiere procedureregels. Daarom is het goed dat de Christelijke Gereformeerde Kerken in artikel 31 van de kerkorde enkele procedureregels hebben opgenomen. In de Gereformeerde Gemeenten zijn die opgenomen in de uitgave ”In goede orde”. Ze behoren bij het statuut. Telkens zal ook gekeken moeten worden of deze eigen kerkelijke rechtsregels voldoen aan elementaire beginselen van procesrecht.
Daarvoor bestaat bij sommigen angst, omdat zij vrezen voor juridisering van het kerkelijk recht. De toepassing van het kerkelijk recht heeft andere doelstellingen dan het wereldlijk recht. Het kerkelijk recht is gericht op Gods eer, de stichting van de gemeente en het behoud van de zondaar. Een instrument dat op een ambtelijke wijze moet worden gehanteerd in de geest van de liefde.
Daarmee kunnen we het geheel eens zijn. Dat neemt echter niet weg dat bij de toepassing van het kerkelijk recht elementaire beginselen van een goede rechtsgang gewaarborgd horen te zijn, zoals zorgvuldigheid, het beginsel van hoor en wederhoor enzovoort.
Lang
Het gerechtshof heeft zich terughoudend opgesteld en geoordeeld dat er alleen een reden zou zijn om die terughoudendheid niet in acht te nemen als er sprake zou zijn van een zodanige schending van fundamentele rechtsbeginselen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn van een rechtzoekende te vergen de kerkelijke rechtsgang verder te volgen. Voor de kerken is het dus zaak om te zorgen dat de eigen rechtsregels aan die eisen voldoen en ze ook toe te passen.
Er wordt wel eens geklaagd over de lengte van kerkelijke procedures. Als iemand in appel wil gaan bij de generale synode kan het wel drie jaren duren voordat er een uitspraak ligt. Men vindt dat onaanvaardbaar lang. Als we echter letten op de tijd tussen het aantekenen van hoger beroep in deze zaak (29 april 2005) en de uitspraak (19 januari 2010), dan valt het met de kerkelijke rechtsgang nog wel mee.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Capelle aan den IJssel-Middelwatering en lid van het deputaatschap kerkrecht van de Gereformeerde Gemeenten.