Het „nieuwe protestantisme” van de verlichting
De Nederlandse kerkgeschiedenis van rond 1700 wordt soms wat eenzijdig belicht, zegt dr. Jo Spaans. Vorige week kreeg ze een NWO-subsidie voor het project waarmee ze een andere kant van die historie wil laten zien.
Ze sleepte het maximale bedrag aan subsidie, 6 ton, in de wacht voor haar project. Lachend: „Het was gewoon een goed voorstel.”De kerkhistorica van de Universiteit Utrecht diende haar voorstel in samen met prof. dr. Wiep van Bunge van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In het onderzoek is plaats voor twee promovendi en één postdoconderzoeker. „Een heel team, dat goed moet kunnen samenwerken. Waarbij ieder een afgebakend onderwerp heeft, terwijl tegelijk de ene centrale vraag wordt beantwoord.”
Die vraag is hoe rond 1700 het zogenaamde „nieuwe protestantisme” zich in de Nederlanden ontwikkelde. Dr. Spaans: „De huidige discussie over de plaats van religie in de samenleving heeft een lange geschiedenis. Al rond 1700 begon er iets te schuiven in de algemeen geldende opvattingen. Die ontwikkeling mondde uit in de opvatting dat religie een persoonlijke aangelegenheid van het menselijk hart is. Die zich ook moet verdragen met de overheid die er op dat moment is.”
Het lastige is dat je deze ontwikkeling niet kunt laten zien aan de hand van de toonaangevende mensen van die tijd, zegt Spaans. „In de 17e eeuw was er sprake van een confessionele kerk die bewaakt werd door de staat. Religiekritiek was gevoelig terrein: het raakte de kerk en de staat. De verlichtingsideeën van Descartes en het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus werden gevoeld als een bedreiging voor gevestigde autoriteiten.”
In deze tijd ontstond een nieuwe ‘intelligentsia’ onder regenten, kunstenaars, artsen. Zij waren minder gebonden aan de gewenste consensus in de kerk of in regeringscolleges. Daarom staan in het project van Spaans minder bekende auteurs als Eric Walten, Govert Bidloo, Romeyn de Hooghe en Gisbertus Cuper centraal. „Dat waren de mensen die de kat wél de bel konden aanbinden. En dat ook deden. Walten is gestorven in een Amsterdams tuchthuis omdat hij te veel had gezegd.”
Vaker echter verhulden dergelijke mensen hun verlichte standpunten. „De kunstenaar De Hooghe is nooit vervolgd, was een braaf lid van de Gereformeerde Kerk. Maar in een heleboel etsen heeft hij zijn visie verwerkt.”
Intussen hadden de ideeën van deze onderstroom wel hun uitwerking op de mainstream theologie en politiek. „Zo zie je dat de Staten van Holland in 1694 de Resolutie tot Vrede der Kerk uitvaardigden, waarmee ze in feite de theologen aan de lijn legden. Die moesten hun twisten nu maar uitvechten aan de faculteiten. Dat was natuurlijk heel anders dan ten tijde van de remonstranten, toen kerk én staat in beroering waren.”
Ook veel orthodoxe theologen waren in die tijd met de nieuwe vragen bezig, zegt Spaans. „Maar ze waren aan hun stand verplicht het officiële standpunt te vertolken.”
De kerkhistorische literatuur is op dit punt wat eenzijdig, zegt de onderzoeker. „Er vindt op dit terrein veel onderzoek plaats door mensen uit orthodoxe kring. Eenvoudig omdat mensen die niet zo orthodox zijn minder kerkhistorische belangstelling hebben. Maar dan krijg je veel aandacht voor bijvoorbeeld de Nadere Reformatie en iemand als Voetius. Omgekeerd willen politiek filosofen vooral de wortels van de seculiere staat terugvinden. Begrijp me goed: daar gebeurt heel veel goeds. Maar er is ook wel eens sprake van een tunnelvisie, omdat onderzoekers een onderwerp pakken dat hen persoonlijk aanspreekt. Daar kun je je aan ergeren. Je kunt ook proberen dat eenzijdige beeld bij te stellen. Dat is wat we in ons project willen doen.”