Zwitserlevengevoel niet-Bijbels
Zijn ouderen het probleem van de toekomst? Door de kosten die ze voor de maatschappij opleveren en door de zorg en aandacht die ze vereisen. Zal het moeilijker worden om die zorg en die kosten op te brengen? Moeilijker omdat de economische groei tegenvalt. Maar ook omdat in een meer individualistische maatschappij de betrokkenheid van de jongere op de oudere generatie minder wordt.
De talloze echtscheidingen en losse relaties dragen ook bij aan die afnemende betrokkenheid. Hoeveel binding voel je, als hij oud geworden is, met je vader die destijds je moeder in de steek liet voor een ander? Welke betrokkenheid voel je als volwassene bij de nieuwe vriend van je moeder?Ook de kleiner geworden gezinnen en de doelbewuste kinderloosheid zijn hier van invloed. Veel kleinkinderen hebben tegenwoordig meer grootouders (zeker als je daar de stiefgrootouders bij telt) dan hun grootouders aan kleinkinderen hebben. Meergeneratiehuishoudens zijn zeldzaam geworden.
Als het gaat om de overheidsfinanciën vormen vooral de AOW en niet te vergeten de zorgkosten het probleem. De dubbele vergrijzing betekent een zware last voor de schatkist. Mensen worden steeds ouder en als gevolg van de naoorlogse babyboom neemt het aantal mensen dat 65 wordt de komende jaren aanzienlijk toe. In de eerste jaren na de oorlog lagen de geboorten immers meer dan de helft hoger dan in de jaren dertig.
Inmiddels ziet het ernaar uit dat de strijd om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd beslecht wordt in het voordeel van de regering. Weliswaar moeten de Kamers zich er nog over uitspreken. Maar afgedacht van de populistische oppositie (SP en PVV) vinden de plannen brede steun. De FNV, die aanvankelijk met haar tegenacties zwaar inzette, richt zich nu vooral op de verdediging van de uitzonderingsregels voor mensen met zware beroepen.
Het is nu eenmaal zo dat niemand kan ontkennen dat de gemiddelde levensduur duidelijk is toegenomen en nog steeds toeneemt. Bij ongewijzigd beleid zou die ontwikkeling een steeds grotere last leggen op het werkende deel van de bevolking.
Als bij de invoering van de AOW in 1957 meteen was afgesproken dat voortaan de helft van de toenemende levensduur besteed zou worden aan langer doorwerken en de andere helft aan een langere pensioenperiode (een alleszins redelijk voorstel) dan stond de AOW-gerechtigde leeftijd nu al op 67.
Er is echter de laatste decennia een nieuwe aantrekkelijke levensfase ontstaan. Die van de vitale ouderen, die niet meer hoeven te werken en een goed of in ieder geval redelijk pensioen hebben om –zoals dat heet– van het leven te genieten. Door de afschaffing van allerlei vut-regelingen in de afgelopen jaren en door de oprekking van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 in de toekomst, wordt juist aan die voor velen zo aantrekkelijke levensfase flink geknaagd.
Politieke slimheid
Wel heeft het kabinet de pijn verzacht door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd ver voor zich uit te schuiven. Pas in 2025 zal die op 67 staan. Dat getuigt wel van politieke slimheid. Het verzet tegen de verhoging werd daardoor de wind uit de zeilen genomen. Maar het getuigde niet van politieke moed en voldoende besef van de maatschappelijke urgentie.
Vanwege de gevolgen van de kredietcrisis moet er juist de komende jaren fors bezuinigd worden. Waarom moet de ingreep in de AOW dan worden uitgesteld? Terecht wees de Raad van State hier ook op in zijn advies. Een geleidelijke verhoging van een maand per jaar vond de Raad ook eerlijker dan het regeringsvoorstel, dat uitgaat van twee forse sprongen.
Bovendien heeft het kabinet met de uitzonderingsregel voor zware beroepen een welhaast onoplosbaar probleem op tafel gelegd. Welke beroepen zijn zwaar genoeg om daartoe te behoren en hoe lang moet je zo’n beroep hebben uitgeoefend om eerder AOW te krijgen? En wat te doen met psychisch zware beroepen? Dat is helemaal moeilijk te meten.
De ene leerkracht haalt zonder problemen zijn pensioen en de ander had misschien met het oog op zijn geestelijk en lichamelijk welbevinden beter bouwvakker kunnen worden. Bovendien is er ook nog het probleem dat de registratie van iemands beroepsverleden niet compleet is.
Naar zijn aard is de AOW een algemene ouderdomswet. Daarnaast zijn er altijd regelingen geweest voor specifieke beroepen. Politiemensen, ambulancechauffeurs en brandweerlieden blijven nu ook niet tot hun 65e doorgaan. Daar zijn aparte regelingen voor getroffen. Wellicht moeten die er ook komen voor andere beroepen.
Levensverwachting
Een punt is wel dat de levensverwachting voor verschillende beroepsgroepen en verschillende opleidingsniveaus nogal uiteenloopt. Lager opgeleiden leven gemiddeld vijf jaar korter dan hoger opgeleiden. Hoe ga je daar mee om?
Moeten lager opgeleiden zo veel harder werken of komt het vooral omdat ze ongezond leven? Ook hier is sprake van een gecompliceerd patroon. Zo geldt bijvoorbeeld dat lager opgeleide ouderen meer moeite hebben met het begrijpen van medische informatie. Dat schaadt hun levensverwachting.
Het zou ook verkeerd zijn om ongezond gedrag (roken, drinken, veel eten en weinig bewegen) te gaan belonen met een eerdere AOW-uitkering. Trouwens, ook nu de AOW-leeftijd op 65 staat, is het zo dat de ene categorie mensen gemiddeld langer van zijn pensioen geniet dan de andere.
Een serieus probleem is natuurlijk ook wel dat oudere werknemers niet zo in trek zijn. Wie boven de 50 werkloos raakt, komt uiterst moeilijk weer aan de slag. De vroegere vut-regelingen hadden voor bedrijven het grote voordeel dat ze dure werkkrachten konden vervangen door jongeren die vaak beter opgeleid waren, meer dynamiek vertoonden en in ieder geval goedkoper waren.
Dat laatste heeft ook te maken met het Nederlandse salarissysteem. Bij ons telt, ook in het bedrijfsleven, anciënniteit behoorlijk aan. In psychologisch opzicht heeft dat systeem wel iets aantrekkelijks. Op die manier kun je mensen jarenlang perspectief bieden op salarisverhoging. Het is prettig om de top nog voor je te hebben.
In de Scandinavische landen zijn de verschillen tussen de salariëring van jong en oud duidelijk minder. Met als gevolg dat er veel meer ouderen werken. Zij vallen daar minder gauw uit de boot omdat ze te duur zouden zijn.
Zowel het verdwijnen van allerlei vut-regelingen als de toekomstige verhoging van de AOW-leeftijd betekent niet alleen een aanslag op wat men wel het Zwitserlevengevoel noemt. Die ontwikkeling betekent ook dat er minder vitale ouderen beschikbaar zullen zijn voor allerlei vrijwilligerswerk. Dat geldt ook voor vormen van kerkelijke arbeid. Het belang daarvan moeten we niet onderschatten. Het is altijd prettig als er in de kerkenraad een aantal broeders zitten die ook overdag tijd hebben om bezoeken af te leggen.
Vrijwilligerswerk, ook in de vorm van mantelzorg, staat in onze maatschappij toch al onder druk. De toegenomen beroepsarbeid van gehuwde vrouwen maakt dat er minder aanbod is van helpende handen. De individualisering van onze cultuur draagt ertoe bij dat mensen zich minder geroepen voelen om zich (langdurig) in te zetten voor het een of andere goede doel. En dan komt daar nu nog bij dat het aanbod kleiner wordt van vitale ouderen die graag nog iets zinvols willen doen en daar ook alle tijd voor hebben.
Basisbehoefte
Overigens is de AOW maar een van de problemen die de vergrijzing voor overheid en maatschappij veroorzaakt. Dat de kosten van de gezondheidszorg (cure en care) continu stijgen en vaak uitgaan boven de afgesproken begrotingsbedragen, komt niet alleen voor rekening van de ouderen. Maar zij leveren daar wel een forse bijdrage aan. Geen wonder, de ouderdom komt met gebreken. In medisch opzicht kan er tegenwoordig veel, maar de kosten zijn navenant.
Daarbij komt dat er in de zorg sprake is van een achterblijvende productiviteitsstijging. Voor het vervaardigen van een auto waren in de afgelopen decennia steeds minder manuren nodig. Robots namen veel verrichtingen over. Maar heupoperaties en het wassen en aankleden van zorgbehoeftige bejaarden laten zich niet op die manier automatiseren. Bij een steeds maar voortgaande stijging van de lonen leidt dat ertoe dat de zorgkosten, als percentage van het bruto binnenlands product, voortdurend toenemen.
Dat kan natuurlijk niet zo door gaan, maar het antwoord op de vraag hoe er effectief de rem op gezet kan worden is niet zo makkelijk te geven. Gezondheidszorg is een basisbehoefte, waarbij alleen aan de randen wat beknibbeld kan worden. Lange wachtlijsten zijn een paardenmiddel en meer marktwerking levert meestal ook niet veel op.
Wellicht is er niet aan te ontkomen om van ouderen met een goed pensioen en/of een zeker vermogen, een hogere bijdrage te verlangen in de kosten. Dat zou ook niet onredelijk zijn.
Grijze plaag
In ieder geval moet worden voorkomen dat de groei van het percentage ouderen in brede kring als een last wordt gezien. Als een grijze plaag die verantwoordelijk is voor de capaciteitsproblemen in de zorg en een bedreiging vormt voor het welvaartsniveau. Er is nu nog sprake van een behoorlijk grote solidariteit tussen de generaties. Daar moeten we zuinig op zijn.
Ook al is het onvermijdelijk dat de lasten van de vergrijzing de komende decennia toenemen, waar mogelijk moet die stijgende druk worden afgeremd en ingetoomd. Verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd past in dat patroon. Dat vereist ook dat de oudere arbeidskrachten (vijftigplussers en zestigplussers) aantrekkelijk blijven op de arbeidsmarkt. Ook al zijn mensen over de top heen, zeker van hun fysieke kunnen, toch kunnen ze vaak nog heel wat.
In de toekomst wordt een tekort aan arbeidskrachten verwacht. Dat zal de nu zwakke positie van ouderen op de arbeidsmarkt versterken. Maar wellicht moet er ook wat veranderen aan de structuur van het salarisgebouw, waardoor ouderen minder duur worden. Ook door vermindering van sociale lasten voor werkgevers kunnen oudere werknemers goedkoper worden.
Zo zullen ouderen in financieel opzicht wat moeten inleveren en gaat het Zwitserlevengevoel teloor. Maar dat is nu ook niet direct een Bijbels begrip. Veeleer geldt dat arbeid een levensroeping is. De stijging, ook van het aantal gezonde levensjaren, betekent dat men langer een nuttige bijdrage kan leveren.
Er zal in de toekomst ook een groter beroep gedaan worden op de zelfredzaamheid van ouderen. Zorg is duur en ook in die sector dreigt een tekort aan handen. Dat onderstreept het belang van sterke gezins- en familierelaties en in het algemeen het belang van een hecht sociaal netwerk. Kerkelijk meelevende bejaarden vereenzamen minder gauw dan onkerkelijke.
Maar dat doet er niets aan af dat zeker hoogbejaarden op alle fronten moeten inleveren. Men kan steeds minder en er is weinig perspectief op verbetering. Het einde komt in zicht. Gelukkig wie mag weten dat dan de beste tijd nog komt.