Weer of geen weer
Thuis hoefden we niet aan te komen met negatieve opmerkingen over het weer. Er bestond geen „slecht” weer volgens mijn lieve moeder. Alle weer is van God gegeven, dus goed. En nuttig voor wat groeit en bloeit, voor het evenwicht in de natuur, of misschien wel voor iets waar wij geen weet van hebben, maar waar de Schepper toch Zijn bedoelingen mee heeft. We mochten nog net zeggen dat het hard regende, of erg koud was.
Dit is op het eerste gezicht een wel erg eenvoudig standpunt. Als ik thuis kwam van mijn zaterdagbaantje als postbezorger, na uren geploeterd te hebben in weer en wind, deelde ik haar mening niet. Met enige afstand van de dagelijkse weerpraktijk en gelet op andere uitersten in de samenleving van vandaag, denk ik nu meer met haar mee.Elfstedentocht
Ik moest de afgelopen tijd veel denken aan haar weerkundige vermaningen. Nederland beleeft een strenge winter. Nou ja, relatief streng dan: de grote rivieren zijn niet bevroren, er rijden nog geen auto’s over het IJsselmeer, de temperaturen zijn nauwelijks onder de min 10 geweest. Maar we ervaren het wel als een strenge winter. Met veel kou en vooral veel overlast.
Het begon op donderdag 17 december met een dik pak sneeuw. Vier weken verder is de wereld nog steeds wit. Het was al die tijd vriezen en dooien. Vooral vriezen. En steeds weer nieuwe sneeuw.
Natuurlijk heeft het winterweer gevolgen. De ochtendspits van 17 december staat bovenaan in de file topvijf van 2009. Het openbaar vervoer loopt bepaald niet gladjes. Van andere orde is dat de krant vanaf het begin speculeerde op een steeds grotere kans op een witte kerst. En na één nacht strenge vorst denk je in Nederland meteen aan een aanstaande Elfstedentocht. Dat is allemaal best onschuldig. Veel Nederlanders hadden vrij rond Kerst en oud en nieuw. Wat is er mooier dan vanuit een comfortabele positie te genieten van sneeuw en ijs? Eén ding was jammer: door de sneeuw kwam het niet tot goed schaatsijs. En door de tegenvallende temperaturen kwam er toch geen Elfstedentocht.
Het genieten nam af toen het openbare leven weer op gang kwam op 4 januari. Of beter gezegd: minder goed op gang kwam. De sneeuw ligt op veel plaatsen nog als een aangekoekte massa op de weg. De zoutvoorraden zijn behoorlijk geslonken.
En het weer blijft onveranderd: vorst en sneeuw. Vorige week woensdag werd door een forse sneeuwbui in combinatie met wind rond Amsterdam het verkeer lamgelegd. Veel mensen stonden tot middernacht in de file. Bepaald geen pretje na een lange werkdag. In de kou, zonder eten en drinken… Toch komen gezonde mensen daar in het algemeen wel weer overheen. Even afreageren als je thuiskomt en vervolgens pak je na een nachtje slapen de draad weer op.
Zo ging het niet. Integendeel. De nationale frustratie kwam los. Hoe had dit nu kunnen gebeuren? Heeft het KNMI wel voldoende gewaarschuwd? Of juist te veel, of op het verkeerde moment misschien? Waarom kwam de gladheidbestrijding niet op gang? Hoe is het mogelijk dat de zoutvoorraad op is? Dé vraag is: wie is verantwoordelijk voor alle ellende? Welke fouten hebben de overheden gemaakt?
Ik moet weer denken aan mijn moeder. Het winterweer is prima zolang we genieten van de sneeuw; als we kunnen schaatsen op een gladde ijsvloer; als we ons, meestal op grote afstand, kunnen vergapen aan de elfstedenprestaties van fanatieke schaatsers. Maar het wordt slecht weer als het files oplevert en veel ongelukken veroorzaakt.
Natuurlijk wil ik niet ontkennen dat het winterweer veel ongemakken met zich meebrengt, met name voor ouderen en gehandicapten. Misschien staan we daar juist wel te weinig bij stil.
Waar ik de vinger bij wil leggen, is dat wij als Nederlanders in onze collectieve reactie schrijnend zichtbaar maken dat wij heilig geloven in de maakbare samenleving. Het kan toch niet zo zijn dat het weer een belemmering vormt voor wat we willen doen? En als dat onverhoopt toch het geval is, dan gaan we naarstig op zoek naar een verantwoordelijke instantie. Zo nodig wordt de Tweede Kamer bijeengeroepen voor een spoeddebat. Want weer of geen weer, wij willen gewoon leven en onze strak geplande agenda afwerken.
Zout
De idee over de maakbaarheid van de samenleving leeft breder dan alleen rond het winterweer. Het gaat ook over een ziekte die ons leven treft, of zelfs een ongewenste zwangerschap – de dokter wordt zomaar verantwoordelijk gesteld. Over een luchtramp die plaatsvindt – de luchtvaartmaatschappij kan rekenen op forse schadeclaims van overlevenden.
Hoe zijn we eigenlijk zo ver gekomen? Ik wil twee oorzaken noemen. In de eerste plaats zijn we het gevoel van afhankelijkheid kwijtgeraakt. En vervolgens zijn we niet bereid verantwoordelijkheid te dragen voor ons eigen leven.
Afhankelijkheid, dat betekent dat je erkent dat niet alles volgens het spoorboekje loopt. Dat er een Macht is Die invloed op ons leven uitoefent. Niet als een soort noodlot, maar meer in de zin van Zondag 10 van de Heidelberger Catechismus: de voorzienigheid Gods die de dingen niet toevallig, maar van Zijn Vaderlijke hand ons doet toekomen.
Verantwoordelijkheid dragen, dat doe je omdat je als volwassene naar je omgeving toe zelfstandig wilt leven. Je reageert zelf op een adequate en flexibele wijze op de dingen die op je afkomen. Desnoods pas je de agenda aan, wijzig je de financiële plannen, leg je alles opzij om anderen te kunnen helpen.
Voor een christen liggen deze beide zaken dicht bij elkaar. Omdat ik me afhankelijk weet van de God, Die mijn leven bestuurt met Zijn vaderlijke hand, daarom neem ik mijn verantwoordelijkheid voor het leven dat Hij me schenkt en reageer ik mijn pech niet af op mijn omgeving.
Een strenge winter, het strooizout is bijna op. Wat overblijft is het bijtende zuur van de postmoderne mens in de benadering van de overheid als de verpersoonlijking van het noodlot. Christenen mogen dit zuur niet hanteren. Zij hebben het zout van Gods Woord. En zij worden geroepen dit zoutend te gebruiken. Ook in hun spreken over het weer en in hun houding ten opzichte van de medemens.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl