VN zijn gepasseerd station voor Bush
Vrijdag verschenen de chef van de VN-wapeninspecteurs Hans Blix en zijn collega Mohammed al-Baradei opnieuw in de VN-Veiligheidsraad om de vijftien leden op de hoogte te brengen van de laatste stand van zaken. Maar de Amerikanen maakten eerder deze week al duidelijk dat het werk van Blix en al-Baradei er voor hen weinig meer toe doet.
Ondanks het feit dat Blix ten aanzien van de vernietiging van de Iraakse al-Samud-raketten spreekt van „werkelijke ontwapening” beweerde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell woensdag dat het Iraakse regime de productie van die raketten in het geheim voortzet. Blix was ook positief over het feit dat zijn inspecteurs eindelijk enkele Iraakse wapendeskundigen hadden kunnen interviewen zonder dat daarbij vertegenwoordigers aanwezig waren van het regime van Saddam Hussein. Maar volgens Powell waren de interviewruimten voorzien van afluisterapparatuur en droegen de geïnterviewden zelf ook microfoons. Hoewel Powell de wapeninspecteurs prees, sprak hij letterlijk over de „mislukking” van hun opdracht.
De Amerikaanse president Bush ondersteunde deze conclusie gisteravond tijdens een persconferentie in het Witte Huis. „Het kan moeilijk ontkend worden dat Irak niet heeft ontwapend en daarmee niet heeft voldaan aan de eisen van VN-resolutie 1441. Het heeft geen enkele zin om de wapeninspecteurs nog meer tijd te geven”, aldus Bush. Voor wat de beraadslagingen in de VN-Veiligheidsraad betreft sprak hij van „een laatste diplomatieke fase.”
Maar hij voegde daar onmiddellijk aan toe dat hij vastbesloten is om Amerika „te verdedigen.” „Als wij daartoe in actie moeten komen, dan zullen wij dat doen. Daarvoor hebben wij van niemand toestemming nodig, ook niet van de Verenigde Naties”, aldus Bush. Het doet er dus weinig meer toe wat de VN-Veiligheidsraad volgende week beslist. Dat doet de vraag rijzen waarom Washington de kwestie Irak dan eigenlijk überhaupt aan de VN heeft voorgelegd.
„Er waren twee redenen voor president Bush om dat te doen. In de eerste plaats was dat de positie van zijn trouwe bondgenoot Tony Blair. De Britse premier ontmoet forse oppositie op het thuisfront tegen een oorlog tegen Irak. Blair had de legitimiteit van de VN nodig, om die oppositie te neutraliseren. Verder pleitte Powell binnen de Amerikaanse regering voor de weg via de VN om te voorkomen dat de VS zich door een eenzijdig besluit tot een militair avontuur in het Midden-Oosten internationaal zouden isoleren. In feite is dat nu echter precies wat er is gebeurd”, meent dr. Peter Howard, docent aan de School of International Service van de American University in Washington.
Hij wijst erop dat de Amerikanen al heel snel genoeg hadden van de voorzichtige Hans Blix, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Zweden en oud-directeur van het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) in Wenen. In die hoedanigheid faalde hij volgens vice-president Dick Cheney en minister van Defensie Donald Rumsfeld vóór de vorige Golfoorlog in 1991 in het ontmaskeren van Iraks kernwapenprogramma. Blix’ genuanceerde rapportage aan de Veiligheidsraad over de laatste ronde van wapeninspecties bevestigt volgens deze critici binnen de regering-Bush hun vrees dat de VN niet het instrument zijn om Amerika’s politieke isolement te voorkomen, maar een blok aan het been is dat Amerika’s bewegingsvrijheid beperkt.
„Mensen als Rumsfeld en zijn plaatsvervanger Wolfowitz verwachtten van Blix duidelijke taal, waarin hij Bagdad de les zou lezen. Blix had echter wel kritiek op de geringe medewerking van het Iraakse regime, maar tegelijkertijd meldde hij ook successen van de inspecties. Dat maakte hem onbruikbaar voor de regering-Bush, die van Blix wil horen of een militair offensief tegen Irak gerechtvaardigd is of niet. Hans Blix benadrukt echter dat het niet zijn taak is om Irak de oorlog te verklaren. Die beslissing is aan de Veiligheidsraad, die zo’n zware beslissing wel mede afhankelijk maakt van de rapportage van Blix en Mohammed al-Baradei, maar die ook andere factoren in overweging neemt”, aldus Peter Howard.
Kan de Veiligheidsraad een oorlog in het Midden-Oosten nog voorkomen? Howard denkt van niet. „Voor Washington waren de VN alleen maar een tactische omweg. Nu verschillende permanente leden van de Veiligheidsraad (Frankrijk en Rusland, red.) dreigen om een Amerikaans-Britse ”oorlogsverklaring” in de Veiligheidsraad te blokkeren, zegt Washington dat VN-goedkeuring voor actie niet noodzakelijk is”, aldus Howard.
Volgens Henry Kissinger (nationaal veiligheidsadviseur en minister van Buitenlandse Zaken onder Richard Nixon, red.) laten Amerika’s bondgenoten Washington in de steek. Zbigniew Brzezinski, nationaal veiligheidsadviseur onder president Jimmy Carter, meent echter dat Amerika zichzelf isoleert door Washingtons „demagogische fixatie” op Irak. „De VS stonden waren na de Tweede Wereldoorlog nog nooit zo geïsoleerd, maar dat ligt zeker niet alleen aan de bondgenoten”, meent Brzezinski.
Howard voegt daaraan toe dat het onderwerp Irak en de ontwapening van het regime van Saddam Hussein de aandacht afleidt van de belangrijkste irritatiefactor die heeft geleid tot de oppositie tegen Amerika’s oorlogsplannen. „Die oppositie gaat in werkelijkheid niet om Irak, maar om het feit dat Amerika plannen heeft voor een ingrijpende hervorming van het Midden-Oosten en daarbij voortwalst zonder dat dit plan serieus besproken wordt met Amerika’s bondgenoten. Wat die ook zeggen -vóór of tégen- dat interesseert Washington niet. Dat wekt irritatie en verzet. Nu dat verzet zich manifesteert binnen de VN-Veiligheidsraad, wordt de VN genegeerd. Er was wereldwijd een golf van medeleven met ons na de septemberaanslagen. Dezelfde mensen die toen met ons sympathiseerden, verzetten zich nu tegen de oorlogsplannen van de regering Bush. Een regering die denkt met Amerika’s militaire kracht en economische macht de wereld alleen te kunnen regeren. Ik ben echter bang dat dat een tragische vergissing is”, besluit Peter Howard.