De kerk als stad op een berg
De kerk in de samenleving moet zijn als een stad op een berg: een zichtbare gemeenschap die contrasteert met de wereld. Maar dat kan niet wanneer ze haar deuren en ramen stevig sluit.
Prof. dr. James C. Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis sinds de middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam, pleit voor een nieuwe publieke rol voor de kerken. Hij doet dat in het boek ”Stad op de berg” (uitg. Boekencentrum), dat donderdagavond in de Waalse Kerk in Den Haag wordt gepresenteerd. De eerste exemplaren zijn voor D66-leider Pechtold en voor mw. ds. A. Haasnoot, vice-preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland.Om de stad van God zichtbaar te maken, zal de kerk volgens Kennedy een contrasterende gemeenschap moeten zijn. Daar hebben gemeenteleden elkaar lief, ze zorgen voor elkaar, ze oefenen zich in christelijke discipline, ze zijn geworteld in hun traditie en weten hun visie op de wereld en het samenleven op handige wijze naar buiten te brengen.
In zijn boek gaat Kennedy in op de veranderende rol van protestantse kerken in het publieke domein. Hij constateert dat ze een bescheiden rol spelen: de aanwezigheid van het christendom in Nederland is niet erg kerkelijk. De Rooms-Katholieke Kerk of de Protestantse Kerk in Nederland lijken in de marges van de samenleving te functioneren. „Het is niet waarschijnlijk dat een Nederlandse kerk op het bordje naast de ingang zichzelf aanprijst als ”Zentrum der Gemeinde”, zoals de rooms-katholieke parochiekerk dat doet in het Duitse Elten, vlak over de grens bij Zevenaar.”
Terwijl kerken worstelen met het vinden van een plekje in de publieke ruimte, neemt juist de waardering voor hun werk toe. Zo steunen actieve kerkgangers goede doelen bovengemiddeld met hun geld en inzet. En ook een politicus als Pechtold is bereid om een positieve rol te zien voor religie in haar nieuwe maatschappelijke vorm. „De D66-leider zei zelfs dat hij voor „de scheiding van kerk en staat” is maar niet voor „de scheiding van kerk en straat”, want een kerk in de straat heeft voordelen.”
Orthodoxe gereformeerde kerken hebben echter vaak hun bedenkingen over participatie in het publieke leven. Ze hebben sterk de neiging om de kerk te zien als een gemeenschap die afgegrensd moet zijn van „de wereld.” Gereformeerden noemen hun kerken ”De Schuilhof” of ”De Schaapskooi”, wat volgens Kennedy de indruk geeft van een kerk aan de rand van de samenleving, waar de wereld nog geen greep op heeft.
De wens om de eigen erfenis ongeschonden te behouden, leidt tot overmatige aandacht voor de uiterlijke vorm, stelt de Amsterdamse hoogleraar. „De mate waarin een kerk trouw was aan de erfenis werd afgemeten aan bijvoorbeeld het gebruik van oude psalmberijmingen, de Statenbijbel of het zingen op hele noten. De geestelijke grond voor deze praktijken mag legitiem zijn, maar de nadruk op dergelijke uiterlijke vormen heeft de orthodoxe gereformeerde kerkdienst soms zo geformaliseerd, dat ze niet meer echt ‘publiek’ zijn, dat wil zeggen, begrijpelijk en toegankelijk voor anderen.”
Voor zover orthodoxe gereformeerden wel het publieke domein betraden, deden ze dat meestal niet via hun kerken. Publieke zaken werden geregeld via verenigingen, waar christenen soms met elkaar konden samenwerken; de kerk zelf bleef bedoeld voor gelijkgezinden.
Toch leveren orthodoxe gereformeerde kerken een belangrijke bijdrage aan de discussie over de publieke kerk. „Met hun besef dat de publieke rol van de kerk in een hechte gemeenschap geworteld moet zijn, kunnen de orthodoxe gereformeerde kerken een inspirerend voorbeeld zijn. In hun beste momenten wijzen ze naar een nieuwe publieke rol die de kerken zouden kunnen spelen in de samenleving: als contrasterende gemeenschap.”
Kennedy ziet de voornaamste publieke taak van de kerk niet in het leveren van steun, geld en vrijwilligers aan de samenleving. Een kerk die haar publieke rol vooral ziet als dienstverlening heeft een te beperkte visie. „Het is prima als actieve kerkleden een waardevolle bijdrage leveren aan de samenleving, maar doen kerken dit beter dan andere maatschappelijke organisaties en zijn ze werkelijk onmisbaar? Dat is zeker niet duidelijk.”
Als de kerk zich identificeert met de samenleving, dreigt volgens hem het gevaar dat de maatschappelijke oriëntatie leidt tot afnemende belangstelling voor de kwaliteit van het gemeenteleven. „Als een kerk te weinig onderscheidend is, dreigt ze ten onder te gaan in gelijkvormigheid met de cultuur en kun je je afvragen of deze kerk nog wel toekomst heeft.”