Binnenland

Nieuwe ongelijkheid door opmars internet

De opmars van internet brengt nieuwe maatschappelijke ongelijkheid met zich mee. Hoewel steeds meer Nederlanders thuis kunnen computeren en internetten, behouden diegenen die al in een vroeg stadium een pc kochten een voorsprong in de informatiesamenleving.

ANP
6 March 2003 16:26Gewijzigd op 14 November 2020 00:11

Dat is een van de conclusies uit het donderdag gepresenteerde ’Jaarboek ICT en samenleving 2003’, dat onder meer is samengesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De ’voorlopers’ hebben thuis vaker internet en gebruiken de computer ook meer. Verder zijn ze vaardiger in de omgang met computer en internet. Zij vormen volgens de onderzoekers de voorhoede van de informatiesamenleving, die door bijvoorbeeld e-mail en chatten steeds meer nieuwe contacten legt.

Het aantal Nederlanders van 18 jaar en ouder dat thuis kan internetten, steeg van 21 procent in 2001 naar 59 procent in 2002. In diezelfde periode nam het computerbezit toe van 58 procent naar 72 procent. Lager opgeleiden, mensen met een laag inkomen, vrouwen, allochtonen en ouderen hebben hun achterstand tussen 1998 en 2001 enigszins ingelopen, maar zij hebben nog altijd minder vaak een computer en internettoegang.

Daarentegen is de afstand tussen jongeren en ouderen groter geworden. Het computerbezit steeg tussen 1998 en 2001 onder de 18- tot 34-jarigen. Daardoor nam het verschil met 65-plussers toe, ondanks een verdubbeling van het bezit in deze groep. Een op de vier 65-plussers heeft een computer. Verreweg de belangrijkste reden om géén computer aan te schaffen, is desinteresse. De prijs wordt veel minder vaak als bezwaar genoemd.

De ’voorlopers’ winkelen vaker via internet dan andere computergebruikers. Het aantal Nederlanders dat elektronisch winkelt, steeg van 2 procent in 1998 naar 11 procent in 2001. Boeken en cd’s zijn de meest verkochte artikelen. De e-consument is meestal jong, man en welvarend. Hoe langer iemand over internet beschikt, hoe vaker hij via dat medium winkelt. Van de personen die in 1998 online gingen, kocht een jaar later 24 procent in een webwinkel. Van degenen die al in 1991 een internetverbinding hadden, was dat echter 84 procent.

Hoewel het elektronisch winkelen snel groeit, is de economische relevantie gering. Het aandeel van internetwinkelen bedroeg in 2000 slechts 0,2 procent van de 192,3 miljard euro aan consumptieve bestedingen van Nederlandse huishoudens. Verreweg de meeste consumenten verkiezen de winkel boven internet, omdat ze dat leuker of makkelijker vinden. Verder vinden ze het betalingsverkeer via internet niet veilig.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer