Hoop kleurt blauw
Blauw is het eens zo grijze deel van Dresden. Oranje de plastic vis in een van de kunstwinkeltjes. Paars de gloed die Saksische Dornfelderwijn achterlaat in een glas.
Dresden draagt littekens. Misschien komt het daardoor dat die kleuren zo opvallen. Deze stad van lijden hoopt, werkt, geeft niet op.Lang zat Dresden achter de Muur. De sporen van de tijd achter het IJzeren Gordijn zijn er nog: saaie gebouwen met tientallen precies dezelfde appartementen; villa’s, ooit fraai, maar vervallen door achterstallig onderhoud vanwege geldgebrek. In verkeerslichten geven Ampelmannetjes aan wanneer voetgangers mogen oversteken. De poppetjes met een hoedje op staan symbool voor de DDR-tijd.
Bij Dresden denkt iedereen aan bombardementen. In 1945 werd 90 procent van de oude stad verwoest; er vielen –volgens recente cijfers– rond de 25.000 doden. „Je zou kunnen zeggen dat het het beroemdste bombardement in Duitsland was”, zegt gids Claus Kemmer. Hij weet alles van de stad en woont er zelf. Dresden stond bekend om zijn kunstschatten, daarom is de verwoesting langer blijven hangen in het collectieve geheugen dan de net zo vreselijke bombardementen op Hamburg en Kassel, meent Kemmer.
Hij leidt mensen in Dresden langs de Frauenkirche, herrezen uit de brokstukken en in 2005 opnieuw ingewijd, en langs de Zwinger, een barok paleis van keurvorst August II (of: de Sterke, 1670-1733).
De gids weet precies welke trams hij moet nemen om alle kanten van de stad te laten zien. Onderweg vertelt hij over het gebluf van 17e-eeuwse keurvorsten. Vooral August de Sterke was daar goed in, zegt Kemmer. Schatten van de Saksische vorsten bevinden zich in de groene gewelven in het Residenzschloss, die niet alleen groen zijn, maar ook rood, ivoor en goud. Te zien zijn onder andere kristallen schepen, een gouden koffieservies, smaragden, robijnen en parels.
De Zwinger en de Frauenkirche bevinden zich in de Altstadt, aan de linkeroever van de Elbe. Aan de overkant ligt de Neustadt. Daar wacht een verrassing. Een verpauperde wijk waar mensen zonder kansen woonden, werd opgeknapt en veranderde in een sfeervol stuk stad; in 1997 ontstond hier de verrassende Kunsthof Passage. Hoop kreeg een kleur. De muren zien groen en geel. Ze zijn opgevrolijkt met mozaïeken die de meest grijze dag ontdoen van treurigheid. De balkons zijn rieten bakken; een levensgrote giraf is tegen de muur gemetseld; bovenin slingert een stenen aap.
Op straatniveau brengen winkeliers hun waren aan de man. Er zit een Mrs. Hippie (textiel), een vinotheek (met wijn die iets verderop langs de Elbe wordt gemaakt), een bloemenzaak, een papierwinkel. Kunstenaars maken ter plekke hun producten. Zoals in het sieradenzaakje Ultramaringelb, waar oorbellen hangen met plastic goudvissen eraan. Zo’n zelfde vis zit zowat klem in een kleine kom. Hij is niet echt. „Nee”, lacht de vrouw achter de toonbank. Ze werkt aan een nieuw sieraad. Iets met oranje. „Anders kreeg ik de dierenbescherming op mijn dak.”
www.dresden-tourist.de; www.saksen.info; www.erdeecard.nl voor een lezersaanbieding.
Reizend slapen (of waken) in een allemansbed
„Toeschouwer ben ik uit een hoogen toren/ een ruimte scheidt mij van de wereld af”, dichtte Martinus Nijhoff ooit. Zo voelt het een beetje als je met de nachttrein van Dresden naar Utrecht reist en rond middernacht vanonder een dekbed dat niet van jou is naar buiten kijkt. Het treinraam scheidt je van de wakkere wereld. De toren is de coupé.Waarom staat hij zo lang stil? Vanuit het bed is niet te zien welk perron dit is, maar er is een winkeltje dat Software Service heet. Rode treinen rijden af en aan en er slenteren mensen in spijkerbroeken over het perron. Slechts een paar hebben haast. Het is 23:57 uur.Vlak voor het raam van de nachttrein staan twee paar benen, de rest gaat schuil achter een informatiebord. Een van degenen die bij de benen hoort draagt een grote, rode roos (nep, zo te zien). De bloem raakt haast de grond.
Vast een stel dat heeft gedatet via internet. Ze ontmoeten elkaar eindelijk in levenden lijve en om elkaar te herkennen brachten ze een rode roos mee. Zó cliché. Een van hen stapt opzij. Een man met witgrijs haar. Daten opa’s ook?
Het bed is hard en kort. De matras voelt dun, het dekbed zweterig. Er staat een raampje open, maar het is nog steeds warm in de coupé. Waarom blijft een nachttrein warm als er frisse lucht naar binnen kan?
De trein trekt eindelijk op. Hij kraakt. Letters glijden voorbij: Berlin Ostbahnhof. Andere reizigers hangen op dit moment in een stoel. Wie een lig- of slaaprijtuig van de City Night Line heeft geboekt, krijgt een bed, met dekbed, kussens en een laken. In het ligrijtuig zit een hoekkast waarachter een wastafeltje schuilgaat, grijsgestippeld, met een spiegel erboven en een zeepje op de rand. Witte handdoeken zwaaien mee met de openslaande deur. Reizigers in het slaaprijtuig hebben nog meer luxe: in hun compartiment zit een eigen toilet, plus een douche en wastafel.
Er rijdt een verlichte trein met lezende mensen langs. Wat als de nachttrein botst? Hebben ze daar wel eens over nagedacht bij Deutsche Bahn, hoe het eruitziet als mensen in slechts hun shirtje of pyjamabroek uit de Schlafwagens komen gestrompeld na een crash? Is volledig gekleed reizen ethisch gezien niet verkieslijker? Reizen doe je in reiskleding, slapen doe je in een stilstaand bed, zoiets zal iemand ooit best opgetekend hebben. Wie die persoon ook was, hij of zij heeft gelijk. (Hoewel dit geluid ook dient te klinken: Reizen bij nacht scheelt een dág in de trein. Het is efficiënt.)
Op de heenreis zat er een grote, donkere vlek op de matras. Hij scheen door het laken heen. De moleculen of bacteriën –of wat het was dat er in die vlek zat– zag je bijna bewegen. Overnachten in de trein betekent liggen in een allemansbed, vergezelschapt door sporen van andere slapelozen.
Het doorschijnende laken toont deze keer een schone matras. Het dekbed is lichtblauw, dun, en veelgewassen. Het ademt niet.
De trein rijdt telkens kleine stukjes en stopt dan, alsof hij niet verder durft. In de kamer hiernaast hoest een buurman. Hij klinkt wakker. Af en toe verlaat iemand zijn hut om naar het toilet op de gang te gaan, dat er schoon uitziet maar stinkt. Er hangt een doordringende urinegeur, zoals altijd in treinen. Af en toe waait er een vlaag van die lucht langs de bedden.
Op de heenreis denk je: Stel dat ik per ongeluk meereis tot Moskou in plaats van tot Dresden.
Straks klopt er een wildvreemde man op de deur. Dan tovert hij een uitklaptafeltje tevoorschijn naast het bed en hij zet er ontbijt op – brood, jam, sap. Dan dien jij als gast uitgeslapen en verfrist rond te kijken, want dat is de bedoeling van slaaprijtuigen.
Slaap! Nu.
In Meissen staat een orgel met porseleinen pijpen. Beluister hier een geluidsfragment van het orgel.
Vlak bij Dresden ligt Meissen, een stadje dat bekend is geworden om de porseleinfabriek: de eerste in Europa. De fabriek viert dit jaar haar 300-jarig bestaan. Lang lukte het alleen Chinezen om wit porselein te maken. Belangrijke grondstof vormt kaolien, een porseleinaarde die voorkwam in een Chinees bergmassief. Toen Europeanen in de 18e eeuw het recept ontdekten, werd kasteel de Albrechtsburg in Meissen gekozen als locatie voor een fabriek, zodat het geheim goed te bewaren en te verdedigen was.
De plaats waar de Saksische fabriek haar kaolien vandaan haalt, geldt als de kleinste mijngroeve van Europa: er passen twee mijnwerkers in. In bredere zin biedt de mijn echter werk aan zo’n 800 werknemers van de porseleinfabriek in Meissen.
Bezoekers kunnen in het museum bij de fabriek een expositie zien van het duurste, verfijnste, grootste en chiqueste porselein uit de geschiedenis van de fabriek. De voorwerpen zeggen tegelijk iets over de maatschappij. Zo zijn er tafeldecoraties te zien, porseleinen tafereeltjes die een gastheer of -vrouw vroeger op tafel zette en waaraan gasten konden aflezen of er, bijvoorbeeld, geroddeld mocht worden die dag. En er staat een barok zwanenservies, het grootste servies dat ooit werd gemaakt voor een minister.
Beneden staat een orgel met porseleinen pijpen. Het was een lange weg voordat het klonk zoals het nu klinkt. Koning August de Sterke gaf in 1732 opdracht om het te maken. Het experiment liep vast. In 1930 mislukte het voor de tweede keer. In 2000 lukte het wel. De porseleinkunstenaar Ludwig Zepner slaagde er in 2000 in –samen met een orgelbouwer in Dresden– het orgel met de porseleinen pijpen te voltooien.
In een showroom laten medewerkers zien hoe een porseleinen kopje, bord of theepot ontstaat. Meissens porselein is helemaal handwerk.
www.meissen.com; www.meissen.de.
Langs de Elbe bij Dresden ligt het kleinste wijnbouwgebied van Duitsland, waar al meer dan 800 jaar wijn wordt gemaakt.
Tussen Pirna, een stadje in het nationale park Sächsische Schweiz, en Diesbar-Seuslitz ligt een 55 kilometer lang wijngebied: de Saksiche wijnstraat. De twee belangrijkste wijnplaatsen hier zijn de historische stad Meissen (bekend van de porseleinfabriekklik) en het stadje Radebeul. Zeker in de nazomer, als de verwerking van de wijnoogst in volle gang is, is een tocht door deze streek de moeite waard. Schloss Wackerbarth en Schloss Proschwitz zijn open voor bezoekers; andere wijngoederen houden rond die tijd open dagen. Slapen op een wijnslot kan ook: in een ruim appartement op Schloss Proschwitz bijvoorbeeld, of in het Vinotel van Weinhaus Schuh.
Dwars door de Saksische wijnstraat loopt het Elbefietspad, door de Duitse fietsersbond uitgeroepen tot mooiste fietsroute van Duitsland. Het fietspad volgt de Elbe – het voordeel is dat steil klimmen dus niet hoeft maar dat de weg vlak is. Voor wie wel wil fietsen maar niet wil sjouwen bestaat er een organisatie als Augustus Tours, die voor fietsen zorgt, overnachtingen regelt en bagage vervoert.
www.augustustours.de; www.elberadweg.de; www.weinbauverband-sachsen.de.