Het nut van verveling
„Druk bezig zijn en een overvolle agenda hebben is synoniem met een succesvol bestaan. Als er op een ochtend nauwelijks mails binnenkomen, slaat de vertwijfeling reeds toe. Rust en nietsdoen zijn geen inspiratiebronnen meer, maar de angstaanjagende voorboden van een bestaan in de marges van de maatschappij.” Dat schrijft de Amsterdamse filosofe Joke J. Hermsen in haar boek ”Stil de tijd” (2009). Ze neemt het verschijnsel tijd onder de loep, en vooral de hopeloze hang naar activiteit, waarmee veel mensen de indruk geven hun agenda’s niet meer te kunnen bijbenen.
Al sinds de oudheid houden filosofen zich met de tijd bezig. Van Zeno tot Augustinus beschouwen denkers tijd als iets waar ze nooit echt de vinger op kunnen leggen. „Als je over de tijd nadenkt, glijdt hij uit je hand en vliegt bij je vandaan”, schreef Zeno in de vijfde eeuw voor Christus. Van wie is de tijd eigenlijk? Kun je wel spreken over „tijd hebben”? De kerkvader van het Westen, Aurelius Augustinus, stelt verwonderd vast: „Als niemand het mij vraagt, weet ik het, maar wanneer ik iemand moet uitleggen wat de tijd is, dan weet ik het niet meer.”En weer een millennium later zien filosofen tijd vooral als iets wat zich afspeelt in onze geest. Tijd wordt dan voorgesteld als een manier van denken, zoals bijvoorbeeld George Berkeley stelde: „Tijd is niets, los van de opeenvolging van ideeën in onze geest.”
Gefilosofeer heeft alleen zin als je er in de praktijk van alledag iets mee kunt. Het gaat erom dat we de balans herstellen tussen wat Hermsen noemt de ”kloktijd” aan de ene kant, en de ”innerlijke” of ”persoonlijke” tijd aan de andere kant. Als ”tweestemmig wezen” neemt de mens aan beide tijden deel. De kloktijd is de tijd van de agenda’s en de verplichtingen, de innerlijke tijd is de diepere tijd, waarin we vrijheid ervaren en waarin creativiteit tot haar recht kan komen.
Het probleem is nu dat de balans in de huidige samenleving geheel is doorgeslagen naar die kloktijd, zodat de innerlijke tijd in het gedrang is gekomen. Hermsen laat allerlei denkers en kunstenaars aan het woord, zoals Henri Bergson, Ernst Bloch en Peter Sloterdijk, die deze innerlijke tijd hebben gepromoot en verbeeld. Rust, verveling, aandacht, wachten – het zijn belangrijke voorwaarden voor het goed functioneren van een samenleving.
Om de persoonlijke tijd in ere te herstellen is het goed domeinen te waarborgen waarin de dagelijkse agenda geen rol speelt. Momenten te garanderen (niet alleen ’s nachts) waarop de mailbox, internet en de mobiele telefoon uitstaan. Er lijkt een soort plicht tot voortdurende bereikbaarheid te ontstaan. Maar daarnaast zou het goed zijn ook aandacht te vragen voor het recht op onbereikbaarheid.
De rooms-katholieke theoloog Josef Pieper (1904-1997) heeft hierover kort na de Tweede Wereldoorlog nuttige dingen gezegd. Terwijl het naoorlogse Duitsland hard werkte aan de wederopbouw, waarschuwde Pieper in zijn ”Musse und Kult” voor het gevaar van een allesverslindend arbeidsethos. Dat ethos vernietigt de persoonlijke, innerlijke tijd.
De rust die Pieper bepleit is synoniem met het prachtige woord verwijlen. Verwijlen is een rustig en geduldig vertoeven, een langzamer doen vorderen, een verstillen en vertragen. Verwijlen is aandacht besteden aan een bepaalde zaak, je gedachten erbij hebben. Verwijlen is de beschouwende omgang met mensen en dingen, je openstellen voor stilte, voor het goddelijk geheim van onze wereld, voor het tijdloze ”Schmücke dich” van J. S. Bach.
En het mooie is: verwijlen kost geen tijd, maar levert juist tijd op.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl