Niet oordelen
„Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” Mattheüs 7:1
Een mens, en voornamelijk een gelovig mens, moet wel nauw letten en acht geven op zichzelf. Dat moet zeker omdat hij staat op een gladde en glibberige weg, waarop veel afdwalingen mogelijk zijn. Omdat de mens bestaat uit twee delen, namelijk ziel en lichaam, en omdat die beide aan het gevaar van te zondigen zijn onderworpen, moet ook over beide de wacht en voorzorg zijn.Er is een tekst waaruit het meeste gevaar blijkt: „Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen?” Het hart is een winkel van zonden, het is een wapenhuis van boosheid. Waar het meeste gevaar van zondigen is, heeft ook de meeste voorzorg plaats. Er is een dubbele schildwacht nodig om dat huis te bewaken.
Wanneer wij echter onze naasten voor ogen hebben, moeten wij ons steeds voorzichtig gedragen in het oordeel omtrent onze naasten. Daarom zegt onze Zaligmaker op de berg: „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” Dat zijn woorden, weinig in getal en niet door duisternis omwikkeld. Het is de bedoeling dat wij ons wachten van liefdeloze oordelen, opdat wij opgewekt mogen worden tot liefde en goede werken.
Petrus van der Hagen predikant te Amsterdam
(”Verborgenheid der Godzaligheid”, 1677)