Trek ambassadeurs terug uit Iran
Iran is nog niet klaar voor een democratische omwenteling, denkt Karel Smouter. De internationale gemeenschap moet voorzichtig opereren. Een goed signaal zou zijn als veel landen tegelijk hun ambassadeurs terugtrekken.
Volgens veel analisten is de Islamitische Republiek de kraamkamer geweest van een agressieve, antiwesterse politieke islam. Dat deze republiek na dertig jaar van binnenuit onder toenemende druk staat, is dan ook een hoopvolle ontwikkeling. Als ergens in het Midden-Oosten een moderne, seculiere staat zou kunnen ontstaan, dan is het in Iran.Toch zijn er in het land verschillende kampen (conservatieven, progressieven en de politiek ongebondenen), met allerlei nuances daarbinnen. De afgelopen weken is het dispuut over de Iraanse identiteit, dat in feite al dertig jaar gaande is, nóg feller en hardvochtiger geworden, en daarmee de kloof tussen bevolkingsgroepen alleen maar wijder.
Het is daarom de vraag of Iran wel klaar is voor een plotselinge omwenteling. Voor die tijd zal eerst een nog groter deel van de ”hearts and minds” moeten worden gewonnen en zal onder de opstandelingen en hun achterban ook een grotere consensus moeten ontstaan over het soort land dat zij Iran willen laten worden.
Het is daarbij cruciaal dat de internationale gemeenschap –Europa en de VS voorop– er alles aan doet om haar positieve intenties aan zo veel mogelijk Iraniërs duidelijk te maken. Modernisering en liberalisering moeten worden losgekoppeld van wat veel Iraniërs beschouwen als buitenlandse, neo-imperialistische inmenging. Voorkomen moet worden dat Ahmadinejad en consorten „buitenlandse dreiging” opnieuw gebruiken om de rijen te sluiten en af te rekenen met „de krachten van de vijand.”
Koorddansen
Als de groene revolte op termijn succes heeft, zal dat de zege moeten zijn van een van binnenuit gegroeid democratisch pathos. Sterker nog: alleen dan heeft deze op termijn kans van slagen, omdat ook de nog altijd sterk aanwezige religieuze en nationalistische sentimenten in het land zo afdoende worden gehonoreerd.
Het Westen staat op dit moment met zijn rug tegen de muur. In het nucleaire dossier móet het wel zaken doen met het regime. Lange tijd leek dit ook het enige juiste recept: internationale isolatie van de Islamitische Republiek zou het regime op gevaarlijke wijze in het defensief dwingen, dus er moest hoe dan ook worden onderhandeld.
President Obama sprak dan ook in zijn eerste jaar als president niet alleen rechtstreeks het Iraanse volk toe, maar schreef ook een lange, maar onbeantwoord gebleven brief aan ayatollah Khamenei. Pas zeer recentelijk sprak de president zich onomwonden uit voor het recht van Iraniërs om op vreedzame wijze hun ongenoegen kenbaar te maken. Dat soort steun ligt precair: het levert het regime argumenten op dat de oppositie een door het Westen gesteunde coup voorbereidt.
Hoe dan te handelen? Het komt aan op diplomatieke koorddanserij. Een paar overwegingen daarbij:
Ten eerste verdient het aanbeveling om voorlopig de onenigheid over Irans nucleaire ambities niet verder op het spits te drijven. Tot nu toe was de internationale diplomatie primair gericht op het nucleaire dossier; dat zou moeten worden veranderd in een benadering waarin mensenrechten centraal staan. Het recht op kernenergie wordt door weinig Iraniërs betwijfeld en is dé manier voor Ahmadinejad om zijn status als geopolitieke bulldog te herstellen. Verdere sancties –behalve degene die zich direct op de financiering van het regime richten– zijn bovendien eerder een ontmoediging dan een stimulans voor de vrijheidsstrijd van de Iraniërs.
Ten tweede moet het regime zich –door bijvoorbeeld een VN-resolutie– voor de internationale gemeenschap verantwoorden voor zijn optreden tegen de oppositie en moet er internationale diplomatie worden aangewend voor een nieuwe verkiezingsronde, onder onafhankelijk toezicht.
Coalitie
Het derde, wellicht ultieme instrument zou kunnen zijn om een brede coalitie te vormen van landen die gelijktijdig hun ambassadeur terugroepen. Belangrijk is dan wel dat niet alleen westerse landen, maar ook landen als Rusland, Kazachstan, Pakistan, Turkije en Egypte zich hierbij aansluiten. Zo wordt het Iraanse regime internationaal geïsoleerd en wint de oppositiebeweging in eigen land aan geloofwaardigheid, mogelijk ook buiten kringen van geestverwanten.
Natuurlijk zal er altijd een radicale groep regimegetrouwen overeind blijven, maar met een actie als deze staat het regime wel ontzettend zichtbaar in zijn hemd. De timing voor zo’n motie van afkeuring is cruciaal – een volgende ronde van met geweld neergeslagen protesten en arrestaties zou zich er het best voor lenen.
Om te voorkomen dat de conflicten tussen de verschillende kampen (en hun leiders) in Iran blijven oplaaien en het land zelfs in een burgeroorlog verzeild raakt, dient zowel de oppositie als de internationale gemeenschap met slimme, weloverwogen stuurmanskunst het draagvlak voor vrijheid en democratie te vergroten zonder de islam en de nationale trots onnodig te krenken.
Het is mijn overtuiging dat zo uiteindelijk ook het Iraanse midden overstag zal gaan en zich bij de oppositie zal aansluiten, zoals ook in het voormalige Oostblok gebeurd is. Het zal van de kant van de oppositie echter uiterste beheersingskracht vergen, om niet met de wapens van haar tegenstanders te gaan vechten. De steun in eigen land kan dan zo maar verbrokkelen.
De auteur blogt, schrijft en filmt met het mediacollectief Butch & Sundance Media hij over de thema’s duurzaamheid, conflict en ontwikkeling. Hij reisde de afgelopen jaren geregeld door Iran.