Staal ziet niets in vorming Randstadprovincie
In een fusie tussen de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland ziet hij vooralsnog niets. Maar mocht het er onverhoopt toch van komen, dan moet Utrecht niet aansluiten, maar ervoor zorgen dat er in Midden-Nederland voldoende tegenwicht komt, aldus de Utrechtse commissaris van de Koningin mr. B. Staal. „Beter dan een fusie is samenwerking tussen de regio’s.”
Aan de vooravond van de verkiezingen voor de Provinciale Staten laait in Zuid-Holland het debat over samengaan met Noord-Holland in alle hevigheid op. Vanuit Den Haag is vorige maand het plan gelanceerd om beide provincies te laten samensmelten tot de provincie Randstad. Volgens de Haagse wethouder B. Verkerk is dat nodig om het hoofd te kunnen bieden aan de grote problemen waarvoor steden als Den Haag, Leiden en Amsterdam zich geplaatst zien.
Voor het idee krijgt Verkerk de handen van de Utrechtse commissaris van de Koningin, Staal (D66), niet op elkaar. Hij heeft er weinig fiducie in. „Zo’n fusie zie ik niet totstandkomen. Mijn stelling is dat je beter kunt aansturen op verplichtende samenwerking tussen de regio’s. Dan voorkom je dat grenzen veranderen in barrières. Het lukt je nooit om provincies als Groningen en Friesland tot één provincie te smeden vanwege hun eigen identiteit. Om andere redenen lukt dat ook niet met de beide Hollanden. Wat wel mogelijk is, is dat je de ambtelijke apparaten meer op elkaar afstemt, laat samenwerken en hier en daar fuseert.”
Mocht een fusie voor velen toch wenselijk zijn, moet Utrecht dan meedoen?
„Nee. In dat geval ontstaat er in het land sterke behoefte aan een krachtige provincie in Midden-Nederland. Die kan dan voor evenwicht zorgen. Van groot belang is de integratie van stedelijk en landelijk gebied. Wil je per se herindelen, dan moet je eerder denken aan een noord- en een zuidvleugel van de Randstad.”
Het Rijk heeft ooit met de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag een convenant gesloten, de G4, om de leefbaarheid gezamenlijk aan te pakken. Komt daar nog iets van terecht?
„„De G4 -en in het verlengde daarvan de G5 en de G21- is de meest mismaakte vorm van bestuurlijk denken die ik ken. Het is besturen op een kinderachtig niveau. Veel energie wordt verspild door onderlinge competitie op de ranglijst. Het systeem waarmee het Rijk financiert, enerzijds via het gemeentefonds en anderzijds via afzonderlijke gelden, veroorzaakt dit probleem. Het is typisch Nederlands.”
Bij de landelijke verkiezingen was veiligheid een groot thema. Wat is de rol van de provincie in het veiligheidsdebat?
„ „De provincie heeft geen zeggenschap in het functioneren van politie en justitie. Dat moet ook zo blijven. Over de poldercultuur die er bij de politie heerst, ben ik niet zo wild. Ik doel daarbij op de zogenaamde prestatiecontracten. Die zijn op zich al een signaal dat er niemand de baas is over de politie.
Als commissaris van de Koningin houd ik wel toezicht. In mijn ambtsbericht aan de minister schrijf ik dit jaar opnieuw dat ik me ongerust blijf maken over het feit dat ik zo weinig agenten op straat aantref. Ik zou van hem graag willen weten hoeveel tijd er nu echt wordt besteed aan de primaire taken. Het is het enige cijfer dat in het jaarverslag ontbreekt. Dat lijkt zo op een jaarrekening zonder winst- en verliesrekening.
Ik vermoed dat het niet boven de 25 procent uitkomt. Dat heeft alles te maken met het versplinterd beheer van de politie. De totale Nederlandse politie is even groot als het korps van New York. En toch hebben wij maar liefst 26 korpsen. Mijn stelling is dat het gezag van de politie lokaal georganiseerd moet blijven, maar dat het beheer centraal moet worden geregeld en in handen komt van de minister van Binnenlandse Zaken.”
„Absoluut mee eens. Waarom loopt het project vast? Omdat er geen eenheid is tussen de provincies en de vier steden. Er zou één vervoersautoriteit moeten komen voor de Randstad. Dan kun je haast niet om de minister van Verkeer en Waterstaat heen. Voor steden en provincies blijven er genoeg uitvoeringstaken over.”
Het project met de gekozen burgemeester is mislukt. Aan een gekozen commissaris moeten we nooit beginnen.
„„Het is mislukt. Ik heb altijd gezegd: Een gekozen burgemeester kan, maar wel onder voorwaarden. Een gemeente moet bijvoorbeeld niet te klein zijn. Ik kan het ambt bovendien niet los zien van de verantwoordelijkheid voor de politie. Wil hij het goed doen, dan moet hij een college kunnen wegsturen en verkiezingen kunnen uitschrijven. Zo’n systeem zie ik niet voor 500 gemeenten in dit land weggelegd. Ik heb de noodzaak er nooit van ingezien: als iemand door de gemeenteraad wordt gewenst en wordt benoemd, wat wil je dan nog meer?
Ik ben voorstander van het benoemen van de commissaris van de Koningin. Een commissaris heeft een aantal rijkstaken die zijn positie vrij onafhankelijk maken.”
De provincie moet ervoor zorgen dat alle gemeenten een ambtseed invoeren.
„De ambtseed is ten onrechte afgeschaft. De ambtelijke status is bijzonder: een ambtenaar draagt een steentje bij aan de kwaliteit van de rechtsstaat. Dat doet hij door aandacht te hebben voor minderheden en door zichzelf aan de regels te houden. Ik heb onlangs een aanbeveling naar de gemeenten gestuurd. Ik denk dat gemeenten die nog geen ambtseed hebben, die alsnog gaan invoeren.”
Burgers waarderen het werk van statenleden te weinig.
„Ik vermoed dat dat zo is. Mensen zijn zich vaak niet bewust van het werk dat door provinciebestuurders wordt verzet. Weinig belangstelling wil nog niet zeggen dat iets niet van belang is.”
Dit is het vijfde artikel in een serie gesprekken met provinciebestuurders in de aanloop naar de verkiezingen voor Provinciale Staten op 11 maart.