Spijkie Mijkie
Zo noemden ze hem: Spijkie Mijkie. Een jongen van een jaar of dertien. Stoer wilde hij zijn. In zijn zwartleren jack, met daaronder een gerafelde spijkerbroek. Verder had hij zich ‘gesierd’ met ”spikes”, om zijn polsen en enkels. Zo was hij aan zijn naam gekomen: Spijkie Mijkie, terwijl hij gewoon ‘Maikel’ heette, Michel Visser.
Over deze Spijkie Mijkie ging de vrije vertelling, vorige week op het kerstfeest van de zondagsschool. Spannend was het, over die stoere bink, de schrik van de wijk.Spijkie Mijkie had een plan. Hij zou het kerstfeest van de kinderclub eens op stelten zetten. Gewapend met een tas vuurwerk wist hij binnen te komen… Maar het ging anders. Spijkie Mijkie ving iets op over een God Die om mensen geeft. Die hen opzoekt en hen gelukkig wil maken. Toen bleek die stoere jongen helemaal zo stoer niet te zijn. Toen was hij alleen maar een jongen met een leeg leven en een ongelukkig hart. Die geraakt werd door een woord dat doel trof.
Aan het slot van het verhaal kreeg de koster nog een rol. Hij trof de jongen aan en deed een eenvoudig maar bewogen gebed met hem. Tot de God Die het verlorene zoekt. Spijkie Mijkie kwam aan zijn vuurwerk niet meer toe.
Gegeven
„Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar het eeuwige leven beërven zal.” Een woord van de Heere Jezus Zelf.
Bij de voorbereiding van een kerstpreek kwam ik onlangs bij J. C. Ryle terecht. In zijn prachtige boek over het hart van het christelijk geloof schrijft hij over het thema Geloof. Onder meer over deze tekst uit Johannes 3.
Ryle schroomt niet ruim en rijk te spreken over „de uitgestrektheid van liefde die de Vader voor de wereld had. (…) De wereldwijde liefde waarvan Jezus hier spreekt, is de liefde van Zijn medelijden. Hoewel de mens gevallen is en God dagelijks beledigt, blijft God vervuld met vriendelijkheid tot hem. Ook al haat Hij de zonde als een rechtvaardige Rechter, toch is Hij in staat om zondaren lief te hebben!”
Welke wereld is dat, die voorwerp van Gods mededogen is? Heel kortgeleden nog kwam ik het pleidooi tegen om hier toch vooral „uitverkoren wereld” te lezen. Ik weet wel dat godzalige oudvaders dit ook meenden. Maar als een dominee van nu die –terecht!– waarschuwen wil voor evangelische invloeden zich op dit front terugtrekt, ondergraaft hij dan niet zijn eigen boodschap? Wat is ermee te winnen om te ontkennen dat de gehele verloren mensenwereld voorwerp van goddelijke bewogenheid is?
Ryle en anderen trokken bij dit woord een andere lijn. Over welke wereld gaat het hier? Luther zegt klip en klaar in een preek over deze tekst: het is de wereld die „de bruid van de duivel en de vijand van God” is. Het is geen andere wereld dan die in het boze ligt. En die bezig is verloren te gaan. Aan deze wereld gaf de heilige God Zijn meest kostbare geschenk: de Zoon van Zijn liefde. „De wereld die Hij had moeten verdoemen en onder dit oordeel besluiten – Hij had haar lief. Hij ontfermde Zich over haar niet alleen – Hij had haar lief…” (Kohlbrugge).
Reikwijdte
Nog eens Ryle: „Laten uw gedachten over de reikwijdte van Christus’ verlossing niet beperkt en bekrompen zijn. Beschouw Hem als de door de Vader gegeven Zaligmaker voor de hele wereld. Zie Hem als de fontein tegen alle zonde en onreinheid waar iedere zondaar vrijmoedig naartoe mag gaan om te drinken en te leven. Zie Hem als de koperen slang midden in het legerkamp ingericht, waarop ieder mensenkind dat door de zonde gebeten is, mag zien om genezen te worden. De weg naar de hemel is al smal genoeg vanwege de trots, hardheid, luiheid en het ongeloof van de mensen. Maar pas op dat u hem niet smaller maakt dan hij in werkelijkheid is.”
Een enkele week voor Kerst was ik in Rotterdam. Het was een druilerige dag. Ik liep flink door. Totdat ik mijn naam hoorde.
Vanuit mijn ooghoeken had ik hem wel zien staan, de verkoper van de straatkrant. Maar nu hij me aanriep, herkende ik hem. Een dakloze. Geregelde bezoeker van de zondagse diensten van stichting Ontmoeting, waar ik ook wel eens mag voorgaan.
Ons korte gesprek ging over het Woord van de Heere. En over het zoeken van Hem. God ontfermt Zich over het verlorene. Over Spijkie Mijkie en zo…
Bekend is het verhaal van Luther. De duivel vocht hem aan. Luther erkende het: hij moest zich met de wereld op één hoop laten werpen. Hij was niet beter dan die verloren wereld. Toen las hij: „Alzo lief heeft God de wereld gehad…” De wereld – dat was hijzelf. Hij nam zijn pen, streepte het woord ”wereld” door en zette zijn eigen naam ervoor in de plaats. Toen stond er: „Alzo lief heeft God Maarten Luther gehad…”
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.