Bewaring
„En de Heere zeide tot Hem: Ga door, door het midden der stad… en teken een teken…” Ezechiël 9:4
Gods bijzondere voorzienigheid is, onder de oordelen, met een gunstige bewaring over dat geringe overblijfsel naar de verkiezing dat nog zucht over Jeruzalems gruwelen. Zo was het in de dagen van de profeet Ezechiël. Dat is een voorzienigheid en een bewaring die de Heere nu nog oefent over Zijn kinderen, die zich niet besmet hebben met de gruwelen van deze tegenwoordige tijd. Gelukkig zijn zij die onder zo’n bewaring zijn getekend met het teken van het Lam op hun voorhoofden. O, moet dat een ieder niet gaande maken om tot die gelukkigen te behoren, die als het eigendom van Jezus met het merk van Zijn Geest verzegeld zijn tot de dag van de verlossing? Wat moet dat u in het bijzonder, kinderen van God, aansporen om te zuchten en berouw uit te roepen over al die gruwelen, die ook gedaan worden in het midden van ons christendom. Wij beleven nu dagen van zonden, niet slechts van algemene zonden, maar van grote en grove zonden. Die mogen wel gruwelijk worden genoemd. Weet iemand wel een zonde op te noemen, die ooit onder de heidenen plaatsvond en nu niet in ons Nederland in erger mate?Johannes Barueth,predikant te Dordrecht
(”Boet-bazuin geblazen in Neerlands kerk”, 1748)