De klok van Ridderbos
„Alle mensen haten me, maar ik maak het ernaar”, zei Tijl Uilenspiegel eens. Met een variant gold dat van de Nederlandse Hervormde Kerk: Alle mensen spreken kwaad van me, maar ik maak het er naar. Soms werden de messen scherp geslepen. Een kerk waar alles kon en mocht, schamperde de een. Een in zichzelf verdeeld huis, mopperde de ander.
Binnen de Hervormde Kerk zelf ging het in de strijd der richtingen echter vaak ook niet zachtzinnig toe. Maar, het was al net als in andere kerken: hervormden behielden zich het recht van kritiek voor. Dan is het aannemelijker.Hoewel, niet zelden werd de toestand in de Hervormde Kerk ook met een zekere ironie bekeken. H. Berkhof zei ooit: „Het is de slechtste kerk die ik ken, maar ik ken geen betere.”
De vermaarde Amsterdamse predikant J. J. Buskes, die enerzijds kon toornen tegen hem onwelgevallige „toestanden” in de kerk, kon anderzijds in zijn speelse rubriek ”Terzijde” in het blad In de Waagschaal treffende curiosa geven van hervormden in zijn gemeente die zelf niet wisten dat ze hervormd waren: geboorteleden, leden louter in de kaartenbak. Hij vroeg ooit zo’n kaartenbaklid of hij gedoopt was. „Al sla je me dood, ik zou het niet weten.” „Was je vader gedoopt?” „Bij mijn beste weten is hij zijn hele leven gedoopt geweest.”
Buskes haalde ooit ook een advertentie in een Amsterdams blad voor het voetlicht, waarin personeel werd gevraagd: „ongodsdienstig of hervormd?”
Jonge Jan
Wat heeft dit alles met Ridderbos van doen? Prof. dr. Herman Nicolaas Ridderbos wel te verstaan, die van 1943 tot 1978 hoogleraar Nieuwe Testament in Kampen was. Zijn vader Jan Ridderbos was er van 1913 tot 1950 hoogleraar Oude Testament. Ter onderscheiding spraken de studenten merkwaardigerwijs over de oude Jan en de jonge Jan.
Maar Ridderbos was ook publicist. Hij gaf wekelijks, van 1945 tot 1982, zijn commentaar op wat zich in kerk en wereld voltrok. In het Gereformeerd Weekblad, uitgegeven bij Kok in Kampen, en niet te verwarren met het blad met dezelfde naam uit hervormd-gereformeerde kring. Hij verstond de kunst om moeilijke theologische kwesties inzichtelijk te maken voor de ‘gewone’ man en vrouw.
Als het er echt op aankwam, kon Ridderbos het mes ook scherp slijpen. Bijvoorbeeld inzake de scheuring in zijn kerken in 1944, toen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt ontstonden. Een voortrekker bij de vrijgemaakten was de hoogleraar J. Kamphuis. Met hem trad Ridderbos van tijd tot tijd ook in het krijt.
Ds. B. J. Aalbers, die een fraai deeltje over Ridderbos in de reeks ”Kamper Miniaturen” schreef, hoorde mevrouw Ridderbos (zijn eerste vrouw) eens zeggen: „Ik heb tegen Herman gezegd dat hij maar niet hard tegen prof. Kamphuis moet schrijven, want die man loopt zo lief met zijn vrouw gearmd door de straat.” Wijze vrouw! Moesten er vandaag meer van wezen.
Samen op Weg
Bij Ridderbos kreeg de Hervormde Kerk er van tijd tot tijd, als het op kernen van de zaak aankwam, ook geducht van langs, al was hij altijd fair, nooit schreeuwerig of plat. Toen Samen op Weg op gang kwam, was hij bepaald geen voorstander.
Intussen was humor hem ook niet vreemd. Maar spel en ernst, zei prof. A. A. van Ruler, liggen dicht bij elkaar. Zo kan ook humor een diepe ondergrond hebben.
Het gebeurde aan het einde van een college in het begin van de jaren vijftig dat Ridderbos wilde weten hoe laat het was. Er hing een klok met twee wijzerplaten. Op de ene plaat wees de wijzer nog vóór twaalven aan, op de andere ná twaalven. Ridderbos concludeerde: „Het is een echt hervórmde klok: hij wijst alle kanten op.” Met andere woorden: bij hervormden wist je nooit precies hoe laat het was. Of hij ermee wilde zeggen dat sommigen achter liepen en anderen voor, vermeldt de geschiedenis niet.
Belofte
Hier mag dit artikel niet ophouden. Want later moest Ridderbos tot zijn leedwezen gaan concluderen dat zoals het klokje bij de hervormden tikte, het ook bij de gereformeerden ging tikken. Toen op 12 november 1920 Abraham Kuyper werd begraven, werd aan de groeve namens de Gereformeerde Kerken het woord gevoerd door ds. K. Dijk, de latere stoere hoogleraar in Kampen. Hij zei: „En bij dit graf leggen wij voor het aangezicht Gods de heilige gelofte af, dat wij nimmer de banier, die dr. Kuyper ons in handen gaf, zullen loslaten.”
Beloften bij een sterfbed en een groeve zijn hachelijk. Dat is ook hier gebleken. De klok heeft niet stilgestaan. Waar eigenlijk wel? Toch bleven de wijzers meer dan bij de hervormden in één richting wijzen. Of zou ik dat hier niet mogen neerschrijven?! Wie het vatten kan, vatte het.
Genade
Intussen was en bleef Herman Ridderbos in zijn hart een kind van de Afscheiding. De eerdergenoemde prof. J. Kamphuis heeft hem eens verweten dat hij de Afscheiding verloochende. Toen zag hij voor zich „de vergeelde letters” op een ingelijste afbeelding van het graf van Hendrik de Cock in het huis van zijn grootmoeder, waarop staat dat „zijn ziel bij God in ’t hemelhof” verkeert. Toen de kleinkinderen aan grootmoeder vroegen hoe ze zo zeker wist dat ze in de hemel zou komen, antwoordde ze: „Er is geen enkele plek waar de Heere in Zijn genade anders met mij naar toe kan.”
Kijk, zo wijzen de wijzers de goede kant op, ongeacht de kerk waar de klok hangt.