Gelovig lachen werkt bevrijdend
Met humor weten veel kerkmensen geen raad, ziet dr. Stefan Paas
om zich heen. Eens goed lachen om jezelf of om het spaak lopen van een kerkelijk proces behoort volgens hem tot de christelijke levenskunst. Jaren geleden heb ik enorm gelachen in de kerkdienst. De predikant was zojuist met zijn preek begonnen. Hij legde uit dat hij weinig voorbereidingstijd had gehad, maar dat hij op de snelweg achter een autobus had gereden. En op die autobus had gestaan ”Met de LOL kom je er wel”. Nu, hij voelde het als zijn taak om ons uit te leggen dat je er met de lol geenszins kwam. Het ging van dik hout zaagt men planken, waarbij het refrein steeds werd herhaald: ”Met de LOL kom je er wel??!!”. Maar na een minuut of 5 à 10 begon het in de gemeente langzaam door te dringen: op de autobus had natuurlijk de bekende reclame gestaan: ”Met de LOI (Landelijk Opleidings Instituut) kom je er wel”. Vooral wij, jongeren, hadden grote pret.
Naast het feit dat een voorbeeld als dit laat zien dat predikanten hun preek beter wel kunnen voorbereiden, zegt het wat dat de predikant blijkbaar zo gebeten was op een opmerking over ”lol”. Humor en christenen lijken elkaar moeilijk te kunnen vinden. Dat trof mij laatst weer toen ik de vergadering van een jeugdvereniging bijwoonde. De inleider legde aan het begin van de avond de gang van zaken uit: „We gaan eerst bijbelstudie doen, maar het wordt vanavond ook gezellig hoor.” Hij zei het in alle onschuld, maar het was duidelijk dat bijbelstudie en gezelligheid voor hem met elkaar in tegenspraak waren.
Is dat nu zo? Is alles wat met geloven te maken heeft per definitie zonder plezier, zonder gezelligheid, zonder humor? De Bijbel zelf spreekt over de vreugde van het geloof en over de vrijheid waarin Christus ons stelt. Maar de atheïstische filosoof Friedrich Nietzsche zei ooit: „Als dat zo is, waarom zien christenen er dan zo weinig bevrijd uit?”
Gelovig lachen?
”Gein” is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor ”genade”. Maar wat zien we ervan? Een christelijke psychiater zei nog niet zo lang geleden in het christelijke gereformeerde weekblad De Wekker dat de kerkmensen die zijn praktijk bezoeken naar verhouding strakker in het vel zitten dan de niet-christenen. „Christenen zouden wat meer kunnen lachen”, zei hij.
Ik bedoel hier niet lachen om vieze grapjes, leedvermaak of bittere spot. Dat kennen we onder kerkmensen ook, helaas. Maar echte, bevrijdende humor, die aan het eind van de avond geen nare smaak achterlaat, hoe vaak komt dat voor?
Nog niet zo lang geleden sprak ik een vrouw die vertelde hoe bij een avondmaalsviering een ouderling de beker had laten vallen. Iemand was in de lach geschoten. „Mijn hele zegen was weg”, zei ze. Waarom neemt een lach de zegen weg? Waarom kon haar geloof blijkbaar alleen floreren in statige ernst? Zou zij de hele week zo leven? Of moeten we vrezen dat die ernst alleen voor de zondag werd gereserveerd en dat zij op maandag (of, vooruit, dinsdag) die last weer van zich afschudde en ”zichzelf” werd?
Hoe komt het toch dat lachen en geloven voor veel kerkmensen met elkaar op gespannen voet staan? Natuurlijk, dat geldt niet voor iedereen, maar toch…
Zondebesef
De oorzaak zou wel eens dieper kunnen liggen dan wij waar willen hebben. Echte humor heeft namelijk twee bronnen.
De eerste is zondebesef. Dat klinkt niet zo voor de hand liggend, maar het is wel zo. Wanneer wij er niet werkelijk van overtuigd zijn dat onze eigen inspanningen ons geen haar beter maken voor God, zullen wij genoodzaakt zijn onszelf, onze inspanningen en onze verschijning bijzonder serieus te nemen. Veel moralistisch en werkheilig geloof wordt ontmaskerd door de vreugdeloosheid ervan. Geloven wordt een zeer ernstige zaak van hard werken, zuur kijken en anderen de kous op de kop geven, wanneer wij nog enige hoop koesteren dat onze prestaties, onze status en verschijning als verdienste tellen bij God.
Wanneer wij echter overtuigd zijn geraakt van de nutteloosheid van onze prestaties en daarentegen genade hebben ontvangen, wordt het een ander verhaal. Wij zijn dan van de boksring van het vlees overgebracht in de speeltuin van de Geest. Echte humor komt voort uit het nederig besef van eigen onvermogen en Gods goedheid. Geloven is niet vanzelfsprekend en daarom zo rijk en vreugdevol. In dit verband moet ik denken aan de uitspraak van iemand die uit het oude gezelschapsleven kwam. Hij zei: „Ik heb in mijn leven nooit meer zo gelachen als toen.”
We moeten vrezen dat velen van ons hun zonde en verlorenheid niet werkelijk beseffen en Gods genade niet werkelijk kennen. Anders zouden wij onszelf minder serieus nemen en eens wat vaker lachen om onszelf. Wanneer wij ons verheugen in een onverdiende gerechtigheid, kunnen wij ons ook ontspannen. Dat geldt voor ons als individu, maar ook wanneer wij bij elkaar komen als gemeente.
Vreugde om Gods goedheid, plezier om onze eigenaardigheden en verdriet om onze zonden liggen daarom dicht bij elkaar in het leven van een gelovige. Wij hoeven onze emoties niet in te kapselen in een streng harnas van moraal, adat en groepsdruk. Dat is nieuwe slavernij en het doet de Heere tekort. Soms lijkt het wel of de hoogste wet in het kerkelijk leven beheersing en orde is. „Maar”, zoals iemand zei, „het is nergens zo ordelijk als op een kerkhof.”
Hoop
Een tweede bron van humor is hoop. Christenen hebben hoop voor de wereld en zij mogen hoop koesteren voor zichzelf. Die hoop hebben zij niet omdat er in henzelf toch nog wel wat goeds schuilt, maar zij vertrouwen alleen op Gods genade. Vertrouwen op Gods goedheid geeft hoop. Er is geen andere basis voor echte hoop. Wie geen hoop heeft, kan op z’n best cynische humor ten toon spreiden: „Zei ik het niet? Nu zie je wat ervan komt.” Zo iemand verlustigt zich wanneer iets mislukt, wanneer een ideaal niet uitkomt. Hopeloze mensen lijken op de krabben in de emmer van een jongetje op het strand. Als iemand hem vroeg: „Klimmen die krabben niet uit je emmer?” antwoordde hij: „Ja, soms wel. Maar als het gebeurt, trekken de anderen hem weer naar beneden.” De ’humor’ van dit soort mensen kennen we. Het is de humor van onveranderde mensen. Misschien heeft hun oude mens een nieuw jasje gekregen, zodat het niet zo opvalt, maar wie alleen cynisch kan zijn, wie alleen bitter kan genieten over andermans falen, kent geen genade.
Hoop daarentegen geeft echte vreugde. De vreugde die ooit zo werd omschreven door een jongen die net tot geloof was gekomen: „Christenen kunnen lachen door hun tranen heen.” Humor kan enorm ontspannen. Wanneer een kerkelijk proces op niets lijkt uit te lopen, wanneer een veelbelovend ideaal strandt, kan het helpen om te beseffen dat a) ons werk niet zo belangrijk is als wij denken, en b) God afmaakt waaraan Hij begonnen is. Dan kunnen wij uithuilen, eens goed lachen om onszelf en samen met anderen en met frisse moed weer beginnen. Dat is christelijke levenskunst. Die is niet gebaseerd op het ontkennen van problemen en zonde en ook niet op het genieten ervan, maar zij is gebaseerd op het voluit erkennen van zonde en gebrek in ons leven en tegelijk op het vertrouwen dat God goed en genadig is. Een betere basis voor humor is er niet.
De auteur is evangelisatieconsulent in dienst van de Christelijke Gereformeerde Kerken.