Telewerken nog geen automatisme
Een negatief reisadvies betekent voor veel werknemers noodgedwongen thuisblijven en van de nood een deugd maken door bij sneeuwval te gaan telewerken. Maar dan blijkt dat veel bedrijven en organisaties hierop slecht zijn voorbereid, zegt prof. dr. Joop Schippers, hoogleraar arbeidseconomie aan de Universiteit Utrecht.
Mensen zijn reeds lang vertrouwd met computers en e-mail, maar ongeveer een op de vijf werknemers doet vaak aan telewerken en een derde tot 40 procent doet dat incidenteel, zegt Joop Schippers. Dat aandeel stijgt met een paar procent per jaar.Om telewerken te laten slagen, moet een werkgever ervoor zorgen dat de werknemer thuis goed toegang heeft tot de informatie op de harde schijf van de computer op de zaak, en daar ontbreekt het nogal eens aan. De werknemer moet zich er ook op voorbereiden door ervoor te zorgen dat die informatie thuis voorhanden is, bijvoorbeeld door usb-sticks mee te nemen van het werk.
Ook moet de werknemer ervoor zorgen dat het werk met de collega’s, ondanks de afwezigheid, goed georganiseerd is. Dat kan bijvoorbeeld door het beleggen van een telefonische conferentie op een duidelijk afgesproken tijdstip. Mensen die veel thuiswerken, doen er verstandig aan om zeker één keer per week de koppen bij elkaar te steken voor werkoverleg, aldus Schippers.
Hij staat positief tegenover telewerken. Volgens hem zien ook de werkgevers er de voordelen van, in de vorm van het besparen op kantoorruimte. De werknemers kunnen door telewerken fileleed verminderen.
Telewerken voorkomt dat werknemers van negen tot vijf in het kantoor achter de computer zitten en kan ertoe leiden dat ze thuis meer zelf hun werktijden bepalen en onder de eigenlijke werktijd even naar de supermarkt gaan. Vaak hebben hun chefs daar moeite mee. Hun taak wordt er niet eenvoudiger op. Zij kunnen niet volstaan met terechtwijzingen als iemand niet op tijd is, of te kijken of iemand wel lekker bezig is.
„Er moeten niet alleen afspraken worden gemaakt over werktijden, maar vooral over output. In functioneringsgesprekken moeten afspraken worden gemaakt over output. De vraag waar het om gaat is: Wat komt er uit je handen?” Dat gebeurt nog altijd veel te weinig, vindt Schippers.