Soms te devoot voor Voetius
Met recht mag ”De praktijk der godzaligheid” van de puritein Lewis Bayly (ca. 1575-1631) onder de klassieken van het gereformeerd protestantisme worden gerekend. Met meer dan 325 edities door heel Europa had het boek een ongekende invloed. De titel maakt de bedoeling van Bayly duidelijk: hij wil concreet leidinggeven aan het christelijk leven.
Het boek opent met een beknopte godsleer, dan volgen thema’s als onbekeerd en bekeerd, hel en hemel, dagindeling, huisgodsdienst, bidden, zondagsviering, ziekte, vasten en aalmoezen. Verder zijn er nog een aantal gebeden opgenomen.Ik zou het een verootmoedigend boek willen noemen. Niets is immers zo ontdekkend als de dagelijkse praktijk van ons leven. Daarnaast is het boek voor onze tijd, waarin de band tussen leer en leven steeds losser wordt, meer nodig dan ooit. Bayly’s boek is een gedurige, ernstige oproep tot bekering, waarmee we nooit klaarkomen. Toch zou ik voorzichtig wat vragen willen stellen.
Huwelijk en gezin
In de eerste plaats is het opvallend dat in een boek dat over het christenleven gaat geen aandacht wordt besteed aan huwelijk en gezin, kerk en maatschappij, toch even wezenlijke bestanddelen van het christenleven.
Een verklaring van deze omissie zou wel eens kunnen zijn dat Bayly een wat dualistische visie op het leven lijkt te hebben. Net als bij Rome en de doopsgezinden cirkelt het christenleven om het geestelijke en het eeuwige, het natuurlijke wordt als zondig of op zijn best als nutteloos en van een lagere orde beschouwd. Vandaar dat over het schepselmatige tamelijk minachtend wordt gesproken.
Uitdrukkingen bij Bayly als: „vervloekt is de dag dat ik met zo’n lelijk lichaam verenigd ben” en aanduidingen voor het lichaam als „stinkgat van de zonden”, „klomp vuiligheid”, spreken duidelijke taal. Onvermijdelijk brengt dat ook een negatieve visie op de seksualiteit mee: „Ons lichaam is ontvangen in de vurigheid der lusten.” Ook ontspanning en andere genoegens delen in dezelfde negatieve waardering: „Gedenk dat uw lichaam, dat u nu zo kostelijk voedt, voedsel voor de wormen moet zijn.”
Toegegeven: hedonisme verdient scherpe kritiek, maar mag ons niet tot zulk soort rigorisme verleiden. En 1 Timotheüs 4:4 blijft ook staan: „Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde.” Genade staat niet tegenover de natuur, maar tegenover de zonde. En dat Christus Zijn lichaam niet achterliet in het graf maar meenam naar de hemel heeft ons heel wat te zeggen.
Tweemaal bekeerd
Gevolg van de individualisering en verspiritualisering van het leven is dat er nauwelijks aandacht is voor de levensverbanden, zoals blijkt bij Bayly. Van Blumhardt is het diepe gezegde dat de mens tweemaal bekeerd moet worden, eerst van het natuurlijke tot het geestelijke leven en daarna van het geestelijke tot het natuurlijke leven. Die tweede bekering mis ik in dit boek.
In het verlengde van het voorgaande zijn er ook vragen te stellen bij de wijze waarop het geestelijke leven wordt geoefend. Bayly houdt de lezer voor dat hij bij alle dagelijkse voorvallen geestelijke lessen dient op te merken. Ons opstaan ’s morgens moet ons bepalen bij onze opstanding. Als we een haan horen kraaien moeten we aan Petrus denken. Als we ons aankleden moeten we bedenken dat het een gevolg van de zonde is enzovoort.
Deze devotie wordt zelfs Voetius, die de Nederlandse vertaling van commentaar heeft voorzien, te gortig. Hij waarschuwt dat hier eigenwillige godsdienst of paaps bijgeloof op de loer ligt. Een goedbedoeld programma voor vroomheid kan zomaar geprogrammeerde vroomheid worden.
Noordmans zegt ergens: De Jezuïten hebben hun ”exercitia pietatis”, voorgeschreven oefeningen in vroomheid. Calvijn stond hier gereserveerd tegenover. Het leven zelf is de grote oefenplaats van het geloof en het is God, en niet wij, die ons de oefeningen oplegt.
Balans
Nog een derde punt van overweging. Bayly schrijft hoofdzakelijk in de imperatief, bevelend. Er moet heel veel. Dat is ook Bijbels, lees er de apostolische vermaningen maar op na. Maar het is toch juist de bevrijdende boodschap voor de gelovige dat hij mag leven uit de toegerekende gehoorzaamheid van Christus, niet alleen de lijdelijke, maar ook de dadelijke. Dat wordt wel de indicatief genoemd, de (geloofs-)stand van zaken. Dat blijft bij Bayly wat in de schaduw.
In het Nieuwe Testament is de verhouding tussen ”indicatief” en ”imperatief” fundamenteel voor het nieuwe leven. Om een voorbeeld te geven. Paulus schrijft in Romeinen 6: „Houdt het daarvoor dat gij wel voor de zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere.” Dat is de indicatief, of beter: de belofte, die ons uitsluitend en alleen naar Christus verwijst, Die dit door Zijn dood en opstanding heeft verworven, en naar de Geest, Die het aan mensen uitdeelt. Op basis dáárvan klinkt de imperatief, het appel: „Laat dan de zonde niet heersen in uw sterfelijk lichaam.”
Zoals overal spreekt ook hier de Schrift met twee woorden. Als we die twee niet zorgvuldig in balans houden, gaan we onvermijdelijk doorslaan. Al lezend in Bayly kon ik opeens Kohlbrugge heel goed begrijpen in zijn nijdige uitval naar de puriteinen: „Wat vindt men in die boeken? Heiligingssystemen, ja, maar geen opgaan in alles ”eis auton” (in Hem).”
Ten dele
Bovenstaande overwegingen wekken mogelijk de gedachte dat ik Bayly afwijs. Dat doe ik geenszins. Ik heb alleen bepaalde tendensen aan willen wijzen waar men op bedacht dient te zijn. En het heeft me er opnieuw aan herinnerd dat al ons kennen ten dele is. Dat geldt ook Bayly. En Kohlbrugge. Daarom geloven we ook in gemeenschap met de kerk: Opdat gij ten volle zoudt kunnen begrijpen met al de heiligen…
N.a.v. ”De praktijk der godzaligheid”, door L. Bayly; inl. prof. dr. W. J. op ’t Hof; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 2009; ISBN 978 90 8865 039 0; 444 blz.; € 34,90.