De geit wordt niet gespaard
Wat de minister zo graag wilde voorkomen, is gisteren toch gebeurd: dode geiten die voor het oog van de camera in een vrachtwagen worden gedumpt. De beelden herinneren aan de dramatische ruimingen tijdens de varkenspest in 1997.
Bij zestig besmette bedrijven worden de komende weken zeker 40.000 drachtige dieren –ook de gezonde– afgemaakt. Een rood merkteken betekent ruimen. Het eerste spuitje verdooft, de tweede prik spuit een dodelijke cocktail in de bloedbaan.Het ruimen van dieren went nooit. En dat is maar goed ook. Diverse ethische vragen borrelen op, simpele antwoorden zijn niet voorhanden.
Vast staat dat niets doen geen optie is. De Q-koorts treft niet alleen schapen en geiten, maar ook mensen. Dit jaar zijn er al 2300 ziektegevallen geregistreerd. Zes mensen overleden door de koorts. Deskundigen wijzen erop dat deze ziekte bedreigender is dan de Mexicaanse griep.
Als dat zo is, dan hebben de ministers Verburg (Landbouw) en Klink (Volksgezondheid) alle reden om stevig in te grijpen, in de hoop zo de Q-koorts de kop in te drukken. Dat bij zo’n beslissing conflicterende belangen en waarden in het geding zijn, staat buiten kijf.
Behalve veel emotioneel leed, lijden de getroffen boeren ook grote financiële schade. Het ministerie van Landbouw stelt per geruimd dier tussen de 250 tot 600 euro beschikbaar. De veehouder draait op voor de vervolgschade als het bedrijf stil komt te liggen. Bovendien duurt het jaren voordat een boer zijn veestapel kwalitatief weer op peil heeft. Daarmee betalen de schapen- en geitenhouders een hoge prijs. Maar wat is hoog in het licht van mensenlevens?
Zoals altijd bij crises, klinkt de roep om verantwoording, om diepgravende onderzoeken. Die vraag is terecht. Q-koorts is niet de eerste dierziekte die Nederland treft. In korte tijd kreeg de landbouwsector te maken met gekkekoeienziekte, varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelgriep. De vraag ligt voor de hand of in Nederland de intensivering van de veehouderij niet is doorgeschoten. Er zijn immers onderzoeken die erop wijzen dat het evenwicht tussen dierenwelzijn en economisch winstbejag uit balans is. Met alle gevolgen, ook voor de volksgezondheid, van dien.
Het gevaar ligt op de loer dat burgers en politici met de beschuldigende vinger naar de boeren wijzen. Dat is echter kortzichtig. Juist de consument moet in de spiegel kijken. Die zit graag voor een dubbeltje op de eerste rang, ook bij het eten van vlees. Afbraakprijzen dwingen boeren vervolgens te sturen op centen.
Emoties staan nu een zinvolle bezinning in de weg. Beter is het om eerst mee te leven met de getroffen boeren. Zoals die supermarktondernemer in Vinkel, die met hulp van zijn klanten kerstpakketten samenstelde voor getroffen dorpsgenoten.
De aandacht moet niet alleen naar de boer gaan. Terecht riep de Protestantse Kerk in Nederland gisteren predikanten op om te bidden voor ál het leed dat de Q-koorts op dit moment veroorzaakt. Meeleven en meebidden met boeren, zieke mensen én nabestaanden. Die noodzakelijke discussie komt daarna wel.