Moderne medische technologie stelt persoonlijke verantwoordelijkheid ter discussie
Reeds vele eeuwen proberen we lichamelijke onvolkomenheden met hulpmiddelen te compenseren. Een simpele stok als steun, brillen, kunstgebitten en gehoorapparaten zijn voor velen onmisbaar.
Hun nut neemt evenwel niet weg dat ze vaak als last worden ervaren. Ik herinner me de oude boer die over zijn gehoorapparaten niets beters wist te zeggen dan dat hij er plezier van had, wanneer ze in de kast lagen.Het is dan ook een alleszins begrijpelijk streven om hulpmiddelen zo comfortabel mogelijk te maken. De stok wordt vervangen door kunstheup of kunstknie en het kunstgebit door het implantaat. Daar is uiteraard weinig tegen in te brengen.
Complexer wordt het als het erom gaat met implanteerbare voorzieningen hersenfuncties bij te spijkeren. Dat klinkt wat futuristisch, maar in feite staan we op de drempel van een grootschalige toepassing daarvan.
In een commentaar dat in het begin van dit jaar in het wetenschappelijke tijdschrift Nature verscheen, werd hieraan uitgebreid aandacht besteed. Onze hersenen vervullen een spilfunctie: alle binnenkomende informatie wordt hier al dan niet bewust verwerkt. Vervolgens leidt deze informatie tot actie. Bij allerlei aandoeningen is er ergens in deze keten een onderbreking ontstaan.
Met het plaatsen van kleine apparaatjes in of bij de hersenen wordt geprobeerd de onderbreking van de keten te overbruggen en zodoende een aangeboren of een later in het leven ontstaan functieverlies te verhelpen. Klassiek voorbeeld hiervan is het kunstmatige binnenoor. Het zogenaamde cochleair implantaat zet geluid om in kleine stroompjes die de gehoorzenuw stimuleren. Dit is in feite nog maar knutselen aan de rand. De hersenen zelf blijven ongemoeid. Dat kan in de toekomst gaan veranderen. Bij sommige mensen is niet alleen de functie van het gehoor maar ook die van de gehoorzenuw gestoord. Dan worden de hersengebieden die bij het verwerken van de gehoorprikkel zijn betrokken, rechtstreeks gestimuleerd. Hier raken we dus aan het brein zelf. Een soortgelijk verhaal is te vertellen over het verhelpen van blindheid met een met de hersenen verbonden minicamera. Voor de patiënt die een arm mist, is er de neuroprothese: de kunstledemaat die door in de hersenen geïmplanteerde elektroden wordt aangestuurd.
Voortgaande wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied zullen waarschijnlijk leiden tot nu nog niet te voorspellen andere toepassingen. Daarbij komt de vraag naar voren in hoeverre deze toepassingen raken aan onze persoonlijke identiteit. In feite is dit probleem al aan de orde geweest bij de toepassing van de binnenoorprothese. Sommige doven hebben hiertegen ernstige bezwaren. Doofheid is in hun visie geen gebrek, dat moet worden verholpen, maar een integraal onderdeel van hun persoonlijkheid waarvoor geen correctie nodig is. Zij zien het cochleaire implantaat als een nodeloos opplussen van hun communicatieve vermogens, dus eigenlijk als een vorm van ”doping”.
Ongewenste invloed
Over de vraag of het verhelpen van doofheid door het in de hersenpan monteren van micro-elektronica raakt aan je identiteit, is nog wel enige discussie mogelijk. Tenslotte blijft je brein zelf ongemoeid.
De kans op een ongewenste invloed op persoonlijkheid en gedrag schijnt daarentegen groter te zijn wanneer via geïmplanteerde elektroden de hersenen rechtstreeks worden geprikkeld. Dat is onder meer gebleken uit studies van patiënten met de ziekte van Parkinson. Sommigen van hen hebben baat bij de zogeheten ”diepe brein stimulatie”. Hierbij worden elektroden in de hersenen geplaatst die via een pacemaker worden gestimuleerd. Optredende negatieve bijwerkingen in de vorm van psychiatrische stoornissen of karakterveranderingen, geven aan dat deze behandeling een uitgebreider effect heeft op het functioneren van de hersenen dan alleen maar het verhelpen van de bewegingsstoornissen.
Deze nevenverschijnselen van elektrische beïnvloeding van de hersenen vormen voor sommige wetenschappers die op dit gebied werkzaam zijn, reden om te pleiten voor enige terughoudendheid. We weten nog zo weinig van de relatie tussen hersenactiviteit, bewustzijn en karaktereigenschappen. Bovendien ontstaan er ethische vragen. Is iemand verantwoordelijk te houden voor de gevolgen van de door een neuroprothese veroorzaakte veranderingen van gedrag?
Ooit las ik over een patiënt bij wie er een onweerstaanbare goklust ontstond. De desastreuze gevolgen hiervan ruïneerden zijn bestaan. Maar de balans kan ook naar andere kanten doorslaan. Door onbedoelde beïnvloeding van hersengebieden die met emoties hebben te maken, kan een op niets stoelende euforie optreden. Patiënten zitten nergens meer mee en zien alles door een roze bril. Ook in deze situatie kunnen irrationele beslissingen iemands leven te gronde richten.
En wie is nu de schuldige? We zijn doorgaans van mening dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, maar geldt dat ook in bovenstaand gegeven voorbeelden van gedragsverandering? Voor de vragen op dit gebied bestaan geen simpele antwoorden.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen.
Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.