Aan het onderzoek van het Programme of International Student Assessment (PISA) doen 42 geïndustrialiseerde landen mee. PISA houdt het onderzoek om de drie jaar. Het gaat er niet zozeer om of de leerlingen de leerstof kunnen opdreunen, maar of ze hun kennis kunnen toepassen in alledaagse situaties.

De toets bestaat uit het invullen van een vragenlijst, wat drie uur in beslag neemt. Dertig mensen leiden het onderzoek, dat op 3 maart begint.

De resultaten maken een vergelijking van leerlingen uit verschillende landen mogelijk. Ook kan worden bekeken welk onderwijssysteem het beste in staat is alle leerlingen, van zwak tot hoogbegaafd, zo veel te leren dat ze in de maatschappij kunnen functioneren.

De resultaten zullen worden opgenomen in de internationale vergelijking van de OESO, de organisatie van geïndustrialiseerde landen. Volgens PISA kan de overheid de uitkomsten gebruiken voor het nemen van belangrijke beslissingen op onderwijsgebied.