Religie
Religie is vaak een bron van conflicten. Conflicten worden vaak gejuridiseerd. Mediation wil dat tegengaan en tracht partijen zelf tot conflictoplossing te brengen. Als geloof en religie in het spel zijn, bieden standaardoplossingsmethoden minder soelaas. In het tijdschrift Conflicthantering is daarom aandacht voor cultuur en religie. Onder de titel ”Twee geloven op een kussen… en de mediator ertussen?” bespreekt auteur Linda Reijerkerk religie en conflictmanagement.
Religie behelst spirituele en culturele aspecten (tradities). De geloofsbeleving schrijft normen en waarden voor die de gelovige wordt geacht na te leven. Hieruit volgt voorgeschreven gedrag en „veel onbeschreven gewoontes en gebruiken in de loop der tijd ontstaan, die niet of soms maar zijdelings hun oorsprong vinden in de Bijbel.”Deze cultuur verbindt mensen tot een gemeenschap. Naarmate groepsvorming groter is, worden regels strenger gehanteerd: wat behoort, krijgt een duidelijker plaats. Conflicten kunnen ontstaan over de interpretatie van al die normen, waarden en regels. Dit zijn fundamentele discussies die kunnen leiden tot uitstoting en afscheiding. Als gevolg van deze door de groep vereiste duidelijkheid kan religie leiden tot wij-zijverhoudingen.
Daarnaast bespreekt de auteur andere mechanismen voor instandhouding van de groep, zoals het tegengaan van gemengde huwelijken: „twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen.”
Al deze constateringen zijn van belang voor de mediator. Het gaat immers om meer dan een partijmening; geloofsovertuigingen bieden bij mediation geen onderhandelingsruimte, want zijn principieel. De mediator moet de mogelijkheden voor dialoog in de zaken eromheen zoeken. „Twisten over het geloof hebben zelden alleen te maken met het geloof.”
Maar, zo onderstreept de auteur, er is hoop. Religie heeft zowel een conflictpotentieel als een verzoeningspotentieel. „De spirituele boodschap uit het Nieuwe Testament is gericht op verzoening en vergeving.”
De religie biedt zo kernwaarden waarop teruggegrepen kan worden: „In het licht van de toenemende verwijdering tussen moslims en christenen is het de moeite waard om verder te onderzoeken wat het verzoeningspotentieel is.”
In het Nederlands Juristenblad nr. 36 verbaast hoofddocent Warmelink zich over het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) om zwangere studentes voor te trekken. Universiteiten putten zich uit in het vaststellen van onderwijs- en examenreglementen. Doel: voorkomen van willekeur en iedere student zonder aanzien des persoons gelijke kansen geven in onderwijs en examinering. De reglementen voorzien in vrijwel alle denkbare situaties, waaronder verzuim van tentamens wegens ziekte of familieomstandigheden.
De examencommissie van de juridische faculteit besliste dan ook dat het tweemaal verzuimen van tentamens door een zwangere studente geen reden vormde om de regels terzake herkansing te negeren. Dan moet je dat consequent doen bij alle studenten die een tentamenkans hebben gemist.
Echter, de CGB maakt met die redenering korte metten. „Alleen vrouwen kunnen zwanger worden”, zo weet de CGB, „en de universiteit zal ervoor moeten zorgen dat zij daar geen nadeel van ondervinden.”
Dit is een voorbeeld van ongelijke behandeling, aldus de CGB. Tot verbijstering van de auteur: deze redenering dwingt tot ongelijke behandeling naar geslacht (vrouwen moeten anders worden behandeld dan mannen) en lijkt dus haaks te staan op de grondgedachte van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB). Immers zegt de CGB: de universiteit maakt ten onrechte geen onderscheid naar geslacht, dus maakt de universiteit onderscheid naar geslacht! „Voor wie dat niet kan volgen: ik zou het graag uitleggen, maar zou niet weten hoe.” Degenen die zich in gelijke omstandigheden bevinden als zwangere studentes (zieke studenten) mogen niet op dezelfde wijze worden behandeld. „Een fraai staaltje retorica. Zwangere studentes zijn tegelijkertijd gelijk én ongelijk aan anderen.”
De auteur vermoedt dat de CGB wil uitdrukken dat zwangeren meer gelijk zijn dan anderen en vraagt zich af of George Orwell ”Animal Farm” wellicht voor de CGB heeft geschreven.
In NJB 42 een negatief advies van rechtsgeleerden over het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD). „Waar het EPD bedoelt fouten te doen afnemen, maken de extra handelingen van de hulpverlener en de vele schakels dat er risico’s ontstaan op andere fouten. Voor artsen leidt het EPD daardoor tot nieuwe aansprakelijkheidsrisico’s.”
Bovendien regelt de EPD-wet de rechten van patiënten en de plichten van artsen niet altijd helder. De gestelde gezondheidswinst is nauwelijks onderbouwd. Uiteindelijk heeft het EPD geen toegevoegde waarde: het advies aan artsen is dan ook „hun beroepsaansprakelijkheidsverzekering te controleren en patiënten erop te wijzen weinig heilzame werking te verwachten van het EPD.”
Mr. A. Klaassen is advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.