Laat jonge kind spelen en leren tegelijk
Kleuterjufs missen plezier in hun werk (RD van 1 december). Dat kan veranderen als spelen en leren in het kleuteronderwijs geen tegenstelling vormen, stelt drs. Willemieke de Jong.
Er is in het kleuteronderwijs te weinig ruimte voor spel en de nadruk op prestaties is te groot, vinden kleuterjufs blijkens een enquête. De juf zit in een spagaat: wat belangrijk is kan niet, en wat moet druist in tegen het professioneel pedagogisch handelen. Mijns inziens wordt hier een terecht pijnpunt blootgelegd. Met de kleuterjufs wil ik pleiten voor een aanpak die past bij het jonge kind.Er moet ruimte zijn voor het spel. Het gaat daarbij niet zozeer om spelletjes doen, als wel om rollenspel. Kinderen zijn nieuwsgierig en willen de wereld om zich heen ontdekken, waarbij ze graag net zo doen als ‘grote mensen’. Door hiervoor mogelijkheden te bieden, leren kinderen hoe het gaat in de ‘echte’ wereld.
Dat gebeurt niet vanzelf. De juf is nodig om te laten zien en voor te doen hoe het moet. Je leert kinderen hoe ze een stevig gebouw kunnen maken door mee te bouwen en het gesprek aan te gaan over het bouwen en door problemen voor te leggen die opgelost moeten worden.
Kinderen leren van leerkrachten dat een boodschappenlijstje helpt bij het onthouden van je boodschappen. Aanvankelijk is dat genoeg, maar naarmate het kind verder komt, leert het dat het niet om het even is hoe de tekens op het briefje eruitzien. Ofwel, het conventioneel lezen en schrijven komt in zicht.
Variatie
Wannéér kinderen hieraan toe zijn, hangt af van de specifieke ontwikkeling. De helaas inmiddels gangbare toetscultuur houdt onvoldoende rekening met normale ontwikkelingsvariaties tussen kinderen (die soms wel twee jaar kunnen inhouden). Te snel kan een kind beoordeeld worden op een taalachterstand die in werkelijkheid slechts een normale variatie in ontwikkeling inhoudt.
De andere kant is dat ten onrechte wordt verondersteld dat het slecht is om bij kleuters met letters aan de slag te gaan, terwijl veel kinderen daar interesse in tonen. Zeker als het gaat om geletterde activiteiten denk ik dat de huidige generatie kinderen vaak verder is dan kleuterjufs veronderstellen.
Is er ruimte voor deze aanpak? Ik denk van wel. Een onderwijsfilosofie als ontwikkelingsgericht onderwijs verbindt de pedagogische verworvenheden van het vroegere kleuteronderwijs met nieuwe visies op hoe jonge kinderen leren, met een daarbij passend observatie- en registratiemodel (Horeb). Krachtig is het participerend observeren. De leerkracht observeert en test kinderen niet in een afgezonderde setting, maar in het meespelen met kinderen let ze op ontwikkelingssignalerende gegevens. De speelse aanpak en de nadruk op opbrengsten vormen zo geen tegenstelling meer, maar komen in elkaars verlengde te liggen.
Teruggaan naar een speciale opleiding voor kleuterleidsters, waarvoor de ondervraagden pleiten, lijkt mij niet de oplossing. Leerkrachten hebben een brede oriëntatie nodig om zich vervolgens te ontwikkelen tot specialisten jongere kind (ontwikkelingspsychologisch horen ook kinderen van groep 3 en 4 daarbij). Laten we met elkaar vanuit ons hart met verstand van zaken het jonge kind tegemoet treden.
De auteur is docent pedagogiek aan Driestar Hogeschool.