De kat niet op het moslimspek binden
Stel dat de armoede in ons land ernstig zou toeslaan. Geen werk meer, steeds minder eten op tafel en geen geld meer voor de studie van de kinderen. In Canada daarentegen is er werk voldoende. Daar schreeuwen ze om mensen. Het gaat weliswaar om laaggeschoolde arbeid maar om te overleven, moet je wel eens minder kieskeurig zijn.
Een grote groep protestantse mannen besluit het erop te wagen. Zij zullen zorgen voor brood op de plank. Als de ergste nood is gelenigd, kunnen ze weer voorgoed naar huis terugkeren.De eerste berichten die de mannen naar het thuisfront sturen, getuigen van groot enthousiasme. Het werk is weliswaar vies en zwaar maar de werktijden zijn beperkt. Om de paar uur mag er worden gepauzeerd, een deel van de schaft wordt doorbetaald en heb je geluk, dan kun je overuren maken. Dat is pas echt kassa. Bovendien zijn de mensen aardig, het land is goed georganiseerd, de verdiensten zijn prima en er is volop vertier. De mannen raden anderen aan hun voorbeeld te volgen.
Na verloop van tijd laten de gastarbeiders, zoals ze worden genoemd, aan de autoriteiten weten dat ze graag hun eigen kerken zouden willen stichten. Die missen ze toch wel. Ze zijn vrijwel allemaal gelovig opgevoed en ze zijn sterk aan hun religie en religieuze gewoonten gehecht. Ook zouden ze graag wat predikanten over laten komen. Die horen erbij.
Ze vinden bij de autoriteiten een gewillig oor. Er worden speciale ambtenaren aangewezen die zich met hun belangen gaan bezighouden. Met steun van de overheid worden er overal kerken gebouwd en ook de overkomst van predikanten wordt soepel geregeld. Vergunningen, huisvesting – aan medewerking geen enkel gebrek.
Naarmate het verblijf van de mannen langer duurt, beginnen ze vrouw en kinderen steeds meer te missen. Vanwege de afstand zien ze die niet meer dan enkele keren per jaar. Ook de begeleidende ambtenaren vinden dat een ongewenste situatie. Er wordt geregeld dat vrouwen en kinderen zich in Canada mogen vestigen. De gezondheidszorg, de sociale voorzieningen, de studiefinanciering, alles wat er aan luxe regelingen bestaat, is voor hen toegankelijk. Zelfs het stichten van eigen scholen op kosten van de overheid blijkt mogelijk.
De verhalen die de nieuwkomers aan hun familie in Nederland vertellen, werken buitengewoon aanstekelijk. De een na de ander wil weg. Het lijkt wel of het daar in Canada luilekkerland is.
Het gaat een tijdje goed maar dan ontstaan er problemen. Canadese buurtbewoners beginnen te klagen over de bende die de gastarbeiders en hun gezinnen maken. Ze keilen zo maar huisvuil op straat en als ze religieuze feesten vieren, houden ze geen enkele rekening met anderen.
Vervolgens ontspoort de opgroeiende jeugd van de nieuwkomers. Velen gedragen zich alsof ze de baas zijn in het land. Hun brutaliteit is grenzeloos. Een deel van hen stort zich in de criminaliteit. De politie heeft er halswerk aan. De Canadezen in hun wijken klagen steen en been. Ze beginnen op de nieuwkomers te schelden.
Tot overmaat van ramp keert het economisch tij. Er is steeds minder werk. Gelukkig zijn er riante werkloosheidsuitkeringen. Ook is er een puike regeling voor arbeidsongeschiktheid. Dan behoud je levenslang 80 procent van je verdiende loon. Keuringsartsen doen niet moeilijk. Je hoeft alleen maar te zeggen dat je last van je rug hebt. Dat gaat als een lopend vuurtje rond. Binnen de kortste keren zitten ook plenty gezonde gastarbeiders in die regeling.
Onder de Canadese bevolking ontstaat steeds meer gemor. Met name in een aantal grote steden neemt de onvrede toe. Oorspronkelijke bewoners zeggen dat hun stad niet meer de hunne is. Het aantal allochtonen is verhoudingsgewijs te groot geworden. Bovendien mopperen ze dat deze mensen massaal misbruik maken van de voorzieningen en voor een gevoel van onveiligheid zorgen.
Het klimaat verhardt als er wereldwijd aanslagen worden gepleegd door geloofsbroeders van de nieuwkomers. Er komt bij dat sommigen van hun predikanten die terreur stiekem lijken toe te juichen. Er wordt niet echt afstand van genomen.
Dan staan er Canadese politici op die in de aanval gaan. Zij eisen allerlei beperkende maatregelen. Soms krijgt dat een hetzeachtig karakter. Een tweedeling dreigt want de partij die het felst ageert, is razend populair. Velen maken zich zorgen over de vraag hoe de verhoudingen weer genormaliseerd kunnen worden.
Om de boel wat te kalmeren, roept een politicus van een politieke partij de regering op om met vertegenwoordigers van de allochtonen om de tafel te gaan. Ze hebben de gewoonte om steeds grotere kerken te bouwen die steeds nadrukkelijker in het beeld van steden en dorpen aanwezig zijn. Hun eigen kathedralen worden erdoor verdrongen. Dat is de kat maar op het moslimspek binden, vindt die politicus. Ze provoceren, zijn niet slim bezig. „Regering, probeer hen te overtuigen dat ze een wijze terughoudendheid betrachten.”
Veel nieuwkomers vinden dat de politicus met die oproep groot gelijk heeft. Ze zijn blij dat ze een plekje onder de Canadese zon hebben gekregen, ze schamen zich voor problemen die veel van hun jongeren veroorzaken, begrijpen dat er onvrede is onder de bevolking over het misbruik van de sociale voorzieningen en zijn het helemaal niet eens met sommige rabiate religieuze leiders die terreur goedpraten en andersdenkenden gelijkstellen aan honden en varkens. Het oprichten van die wanstaltige kerktorens vinden ze helemaal niet nodig. Dat is vragen om moeilijkheden.
De lezer zal begrijpen dat het gaat over de motie van SGP’er Van der Staaij. Ik las in deze krant een reactie van de heren Jan Dirk en Johan Snel. Ze vergeleken de moslims in Nederland met christenen in Indonesië. Die mogen toch ook knotsen van kerken bouwen? Van der Staaij was met andere woorden bezig zich in eigen voet te schieten, aldus de heren Snel.
Persoonlijk leek me de vergelijking met Indonesische christenen niet erg op zijn plaats. Het historisch perspectief klopt niet. Ik verbeeld me dat mijn vergelijking zuiverder is. Dan ontstaat er meteen een heel ander beeld. Die motie van de SGP’er was me dan ook uit het hart gegrepen.