„Christelijke ethiek beoogt eer van God”
De verbondenheid met Christus en de liefde als vervulling van de wet is de kern van de ethiek in het pastoraat. Dr. B. Loonstra hield donderdagmiddag een lezing over ethiek voor de studentenvereniging van de Theologische Universiteit Apeldoorn.
De studentenvereniging PFSAR vierde donderdag haar 105e verjaardag. In het kader van de lezingencyclus ”Christen-zijn (vandaag de dag)” sprak de christelijke gereformeerde predikant uit Emmeloord over schriftgebruik en ethiek.„Schriftgebruik is legitiem bij het bedrijven van ethiek” betoogde dr. Loonstra, „maar pas op voor valkuilen.” Volgens de lector kan de pastor de Bijbel gemakkelijk voor eigen doelen gebruiken. „Wordt ethiek opgevat als bezinning op de goede werken, dan kan –in navolging van de catechismus– het geloof als de bron, Gods wet als de norm en Gods eer als het doel van de ethiek worden omschreven.”
De apostel Paulus ziet het geloof in Christus als het krijgen van een nieuwe identiteit, want „het oude ik sterft en een nieuw ik leeft voort.” Dr. Loonstra ziet voordeel in het gebruik van het begrip identiteit omdat dit volgens hem aansluit bij een trend in het huidige, seculiere denken waar identiteit bij ethici een sleutelbegrip vormt.
Volgens dr. Loonstra kan identiteit ook christelijk worden ingevuld. „Het geloof in Christus bewerkt een wezensverandering. De nieuwe identiteit komt voort uit verbondenheid met Hem. De gelovige weet daaruit wat zijn horizon is en welke dingen er toe doen. Zodra de gelovige toegeeft aan zondige en duistere neigingen, raakt hij in een identiteitscrisis omdat het oude ik bezig is het nieuwe ik te verduisteren.”
Dr. Loonstra besprak kenmerken van de christelijke identiteit aan de hand van vijf kernbegrippen: kindschap, vreemdelingschap, priesterschap, rentmeesterschap en discipelschap. „De identiteit mag niet functioneren als een codestelsel. Het gaat om een leven in nauwe verbondenheid met Christus en met de liefde, als het doel van de wet.”
De predikant uit Emmeloord nam als casus de pastorale houding ten aanzien van samenwonen. De concrete toepassing van Bijbelse geboden plaatst de pastor in de praktijk voor lastige dilemma’s. „Het christelijk pastoraat blijkt dan niet hetzelfde als een beroepsethiek die vaak bol staat van regels en eisen. In het pastoraat past niet de rol van de rechter, maar is de vergelijking met een arts of een herder beter op zijn plaats.”