Jongere leeft in ingewikkelde cultuur
Het Landelijk Contact Jeugdwerk (LCJ) van de Christelijke Gereformeerde Kerken hield een onderzoek onder ruim 3300 jongeren. In de brochure ”Om het hart van jongeren” zijn de resultaten op een rij gezet. Prof. dr. A. Baars schreef voor de brochure een reactie op de enquêteresultaten. Een samenvatting.
De (geestelijke) opvoeding van onze kinderen is allereerst een taak van de ouders, dat is diep verankerd in het Oude Testament. Dit Bijbelse principe is in de tijd van de vroege Reformatie opnieuw ontdekt. De grote reformatoren beschouwden vader en moeder als de eerst aangewezenen om hun kinderen te onderwijzen in de woorden van God en in de leer die naar de godzaligheid is.Ik zou de vraag willen stellen of wij in de loop van de geschiedenis op dit punt niet het een en ander zijn kwijtgeraakt. Laat ik een paar dingen noemen. Welke plaats heeft het gezamenlijke gesprek over de Bijbel en over de zondagse prediking in onze gezinnen? Ik denk dat het voor onze (jonge) gezinnen heel belangrijk is om zo veel mogelijk tijd te zoeken om gezamenlijk de Bijbel te lezen en daarover met de kinderen door te praten.
Een ander punt is de band tussen gezin en kerkenwerk. We kunnen binnen onze gezinnen op verschillende manieren over de kerk spreken. Als dat doorgaans kritisch en negatief gebeurt, kan zo heel gemakkelijk een negatieve spiraal ontstaan die niet zal nalaten invloed op onze kinderen uit te oefenen.
Ik zou daar twee vragen naast willen zetten. De eerste is: Beseffen we nog wel dat de kerk van de Heere is? En als tweede: Bidden we ook gezamenlijk regelmatig als gezin voor de kerk en voor het kerkenwerk?
Ik noem nog een punt. Ergens in de aanbevelingen aan de ouders wordt terecht gewezen op het grote belang van de voorbeeldfunctie die ouders hebben. We kunnen proberen aan onze kinderen duidelijke richtlijnen voor te houden. Maar hoe consequent zijn wijzelf in onze levenswandel?
Lezen
Het mag ons tot dankbaarheid stemmen dat een van de uitkomsten van de enquête is dat heel wat jongeren regelmatig persoonlijk in de Bijbel lezen, al vind ik het aantal dat het zelden of nooit doet toch erg verontrustend. Vooral drie dingen vielen mij op bij de passages die hierover gaan.
Allereerst geeft een behoorlijk groot aantal jongeren aan dat zij vaak of altijd begrijpen wat zij in de Bijbel lezen. Ik vraag mij af wat zij onder begrijpen verstaan. Vindt iedereen altijd antwoord op zijn of haar vragen? Weten zij altijd de weg te vinden in een verklaring en vooral in de belijdenisgeschriften?
Een ander aspect is de grote variëteit aan Bijbelvertalingen die onze jongeren gebruiken. Het is bekend dat lang niet alle genoemde vertalingen even betrouwbaar zijn. Dan is het natuurlijk goed om vertalingen te vergelijken. Maar is iedere jongere op grond van de vergelijking van twee of meer vertalingen in staat om de eigenlijke betekenis van de tekst te bepalen? Ik heb daarbij mijn grote twijfels. Daarom vroeg ik me bij het lezen van de regels die hieraan in het rapport gewijd zijn af, of hierbij niet meer leidinggegeven moet worden.
Natuurlijk, een dagboek lezen naast de Bijbel is heel goed. Dagboekstukjes zijn doorgaans echter erg kort, sterk meditatief getoonzet en brengen niet altijd de Bijbeltekst zélf werkelijk dichterbij! Misschien is het mogelijk een boek uit te geven met beknopte kanttekeningen bij de Bijbeltekst dat speciaal bedoeld is om jongeren te helpen bij het verstaan van de Bijbel?
Onze jongeren lezen niet alleen in de Bijbel. Ze horen ook regelmatig het Woord zoals dat verkondigd wordt in de (zondagse) eredienst. Het stemt tot dankbaarheid dat zo veel jongeren tweemaal naar de kerk gaan en zich thuis voelen onder de prediking en in de gemeente waartoe zij behoren. Bovendien geeft een behoorlijk aantal van de geënquêteerden aan dat de preken goed te begrijpen zijn en dat die hen persoonlijk aanspreken, al is dat laatste bij de min-16-jongeren doorgaans beduidend minder het geval.
Daarom ligt hier vooral voor predikanten een aantal blijvende aandachtspunten, wil de oude boodschap van het Woord van God ook in de toekomst jonge hoorders blijven bereiken. Ik stip slechts enkele kernpunten aan.
Allereerst is van principieel belang dat in de prediking de tekst zelf opengaat en in zo helder mogelijke woorden wordt uitgelegd.
Vervolgens is het advies uit het verslag van de enquête zeer ter zake: „Vraag uzelf bij de preekvoorbereiding af of bepaalde uitdrukkingen door iedereen –ook door lager opgeleiden– worden begrepen en of uw voorbeelden ook echt áánspreken en verhelderend zijn.”
Neem ook de moeite om bij gelegenheid een voor u door en door bekende –en misschien wel heel ‘dierbare’– uitdrukking goed en helder uit te leggen. Zeker, het taalgebruik in de kerk mag zijn eigen karakter en kleur hebben. Er zijn ook woorden uit de Schrift, de belijdenis en uit ons geestelijk taaleigen die onvervangbaar zijn. Maar door een goede uitleg kunnen oude woorden soms een nieuwe glans en betekenis krijgen… en dat niet alleen voor jongeren!
Een vierde punt is dat predikanten er goed aan doen variatie aan te brengen in hun beelden en die ook echt beeldend vertellen. De doorsneekerkganger zit steeds minder te wachten op voorbeelden uit de kerkgeschiedenis. Maar laat een dienaar van het Woord zijn beelden ook zoeken in de directe levenssfeer van zijn hoorders.
Als laatste zou ik toch vooral willen wijzen op de noodzaak van een goede toepassing, waarin de verplichtingen, vermaningen, het onderwijs en de aanmoedigingen van de tekst zo concreet mogelijk op de harten van de hoorders worden gelegd.
Ingewikkeld
In de enquête wordt ook brede aandacht geschonken aan de levensstijl van onze jongeren. Bij het lezen van deze gedeelten van het rapport viel mij in de eerste plaats opnieuw op in wat voor een ingewikkelde cultuur onze jongeren leven.
In de enquête wordt ook duidelijk wordt hoeveel positieve invloed er in een tijd als de onze nog van het kerkelijk jongerenwerk uitgaat. Toch is het van groot belang dat er in de kerken veel gebed is of God onze jonge mensen in deze eeuw wil bewaren bij Zijn heilig Woord.
Een volgend aspect dat mij opviel, is dat we ons moeten realiseren dat de leescultuur in onze tijd aan het verdwijnen is en dat we hiervan ook de gevolgen onder onze jongeren zien. Wat door veel jongeren gelezen wordt, moet vooral erg ‘behapbaar’ en visueel aantrekkelijk zijn (glossy, stripverhaal enz.). Bovendien besteden heel wat jonge mensen veel tijd achter hun pc en met hun mobieltje. Dat vraagt om bezinning.
Een vierde punt: bij de antwoorden op vragen rond verschillende concrete zonden en het uitgaansgedrag zijn de antwoorden nogal divers. We mogen dankbaar zijn voor de goede dingen die daaruit komen. Opmerkelijk is echter wel dat het aantal jongeren dat roddelen zonde vindt groter is dan dat dronkenschap en roken zonde noemt.
De vraag laat zich niet onderdrukken of er toch ook niet sprake is van een zekere verschuiving in, of misschien wel slijtage van, ons zondebesef. Bestaat het gevaar niet dat er –ook onder ons– in toenemende mate sprake is van bepaalde min of meer ‘sociaal geaccepteerde’ zonden, zoals het gebruik van te veel drank en het roken? Me dunkt, ook die dingen mogen in de prediking en de catechese wel meer benoemd worden.
Het verslag van de enquête gaat ook in op de pastorale zorg voor met name de jongeren. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de predikant, die als pastor en catecheet het meest in de gelegenheid is om met de jongeren te spreken. Het rapport ziet hier echter ook een taak liggen voor de overige kerkenraadsleden.
Er worden ook suggesties gedaan om een gemeentelijk plan voor het jeugdbeleid te ontwikkelen. Hierbij is sprake van een geïntegreerd jeugdpastoraat, verdeeld over de hele kerkenraad. Op zich is het prachtig en ook dringend nodig dat de pastorale zorg voor de kinderen (!) en de jongeren goed is opgezet en ook goed functioneert!
Toch een paar kanttekeningen. Het is niet altijd gemakkelijk om het jeugd- en jongerenpastoraat goed te ontwikkelen, vooral als de kerkenraden klein zijn, het moeilijk is meer ambtsdragers te vinden en er binnen de gemeente verschillende bijzondere zorgen en conflicten zijn. Laten we niet gering denken over de belasting die het ambt van ouderling en diaken nogal eens met zich meebrengt.
Vervolgens heeft het klassieke huisbezoek –als gezinsbezoek– nog altijd iets onvervangbaars. Laten de bezoekende broeders daar vooral ook de kinderen aan het woord laten komen! En, laat de pastorale zorg voor onze jongeren een zaak van de hele gemeente zijn, uiteraard onder de leiding van de kerkenraad.
Leeuw
Deze enquête geeft een duidelijk beeld van de manier waarop onze kerkelijke jongeren leven en waar zij staan. De resultaten zijn soms bemoedigend, maar ook onthullend. Ze laten aan de ene kant zien dat satan uitermate actief is. Hij gaat rond als „een briesende leeuw” om onze jongeren tot allerlei zonden te verleiden. Bovendien is hij bezig als „een engel des lichts” om jonge mensen –en niet alleen hen!– geestelijk op een verkeerd spoor te zetten.
Anderzijds blijft het ook waar dat God dezelfde blijft. Dwars door alles heen vervult Hij zijn belofte dat Zijn Geest, die op ons voorgeslacht was, niet van onze generatie zal wijken en ook niet van onze kinderen of van de kinderen van onze kinderen.
De auteur is hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn.