Onberijmd zingen doet psalmen meer recht
Calvinsten zingen de psalmen berijmd. Onberijmd zingen doet de psalmen meer recht, vindt E. J. Boneschanscher.
Lezenswaardig en interessant was de serie artikelen over psalmberijmingen in deze krant, en informatief het slotartikel op maandag. Maar de eerste van de tien stellingen, ”Het is calvinistisch om de psalmen te zingen”, kan misverstaan worden. Psalmen zingen is niet specifiek calvinistisch, maar algemeen christelijk.Van de vroegste tijden af heeft de christelijke kerk psalmen gezongen, onberijmd, onveranderd uit het Hebreeuws vertaald. Helaas is door het vasthouden aan het Latijn op den duur het psalmenzingen voor de gewone gelovigen bezwaarlijk geworden en in de diensten van de gemeenten uitgestorven. In de kloosters zijn de psalmen echter het hoofdbestanddeel gebleven van de gebedsuren, de getijden. Daarin worden tot vandaag toe alle 150 psalmen achtereenvolgens in de volgorde van het psalmboek steeds weer gezongen, veelal verdeeld over één week (!).
De Reformatie bracht de psalmen weer terug bij de gewone gelovigen door ze te vertalen in de volkstaal. Calvijn was daarin niet de enige: ook in de Anglicaanse Kerk worden de psalmen in het Engels –allemaal in één maand– onberijmd gezongen in de morgen- en avonddiensten, dagelijks in elk geval in de grote kathedrale kerken.
Calvinistisch is niet het psalmzingen als zodanig, maar het zingen van berijmde psalmen. Het is begrijpelijk dat Calvijn de invoering van psalmgezang wilde vergemakkelijken door aan de teksten de populaire vorm van berijmde strofen te geven; maar wie het onberijmd zingen in de praktijk kent, zal deze keuze van Calvijn betreuren. Berijming leidt onvermijdelijk tot verwatering van de kernachtige Hebreeuwse teksten; het rijm, het metrum en de strofenvorm noodzaken tot het toevoegen van allerlei stoplappen en opvulsels.
Trammelant
Neem Psalm 42: „Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!” De berijming van 1773 heeft: ”’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,/ schreeuwt niet sterker naar ’t genot/ van de frisse waterstromen,/ dan mijn ziel verlangt naar God.” Met de toevoegingen: ”hijgend”, ”der jacht ontkomen”, ”niet sterker dan”, ”t genot”, ”frisse”. En de berijming van 1967: „Evenals een moede hinde/ naar het klare water smacht,/ schreeuwt mijn ziel om God te vinden,/ die ik ademloos verwacht.” Hier zijn toegevoegd: ”moede”, ”klare”, ”te vinden” en ”die ik ademloos verwacht”.
Eén vers in het Hebreeuws wordt vier regels in de vertalingen. Daardoor wordt het tempo traag en de ontwikkeling van de gedachten slap en vaak anders gekleurd dan in het origineel.
Ook leidt de strofenvorm tot de kwalijke gewoonte om de gemeente losse onsamenhangende strofen te laten zingen, ”vers 1, 3 en 7”. Onberijmd daarentegen kunnen de psalmen, met uitzondering van alleen de allerlangste, steeds in hun geheel gezongen worden.
Maar helaas, een verandering van de manier van psalmen zingen „geeft altijd trammelant,” zoals stelling 8 constateert.
De auteur woont in Amersfoort.