Enfant terrible van kerk en stad
„Als predikant was ik geroepen regelmatig uitvaarten te leiden. De uitvaarten van allochtonen waren vaak hartverwarmend. Emoties werden niet opgekropt, maar geuit. Mensen zongen, schreeuwden en huilden. Ze waren niet weg te krijgen bij het graf.”
Ds. Hans Visser (1942) geniet bekendheid als predikant van de Rotterdamse Pauluskerk (1980-2007) en initiatiefnemer van Perron Nul (1987-1994). Deze week verscheen zijn levensverhaal: ”God: Soms vond ik de weg, soms raakte ik de weg kwijt” (uitg. Lemniscaat, Rotterdam).De predikant zette zich in voor de „machtelozen en marginalen”: daklozen en verslaafden, vluchtelingen, illegalen en „seksuele minderheden.” Zij konden in de Pauluskerk terecht voor persoonlijke aandacht, een slaapplek, eten en drinken en zo nodig methadon. Ds. Visser: „Laten we luisteren naar wat mensen te zeggen hebben, vooral degenen in nood. In hun zuchten, vloeken en schreeuwen beluisteren we de Messiaanse klacht van Jezus, Die Zich vereenzelvigt met de lijdenden. Ieder mensenkind is van waarde voor God, Die Zijn diepste identiteit heeft uitgedrukt in ons allemaal. Nooit zal het beeld waarnaar wij geschapen zijn in gruzelementen vallen.”
Maatschappijkritisch
Uitvoerig beschrijft ds. Visser hoe hij als links en maatschappijkritisch theoloog een enfant terrible werd. In de loop der jaren kwam hij veelvuldig in conflict met de autoriteiten wanneer hij het opnam voor de verschoppelingen en onaangepasten in de maatschappij. In 2000 promoveerde hij op een proefschrift over de positie van de kerk in de stad getiteld ”Creativiteit, wegwijzing en dienstverlening. De rol van de kerk in de postindustriële stad”.
Soms is het beter God niet expliciet te noemen, vindt ds. Visser. „Als dominee moet je leren God niet overal bij te halen.”
Toch heeft hij zijn boek ”God” genoemd. „Het gaat namelijk over de impact van mijn geloof in God op mijn leven en werk. Welke God? Degene die Zijn Naam bekendmaakte aan Mozes: ”Ik zal met u zijn”. Jezus was een levendige demonstratie van deze Naam.” God koestert passie voor mensen op aarde. „Als protestant heb ik geleerd me te hechten aan deze aarde en niet alle pijlen te richten op de hemel. God maakt deel uit van de ene werkelijkheid waarin we leven.”
In zijn boek beschrijft hij ook zijn problemen in de privésfeer, zijn echtscheiding en zijn affaires met vrouwen. Een predikant die zelf aan lager wal dreigde te raken. „Vanaf de jaren tachtig ging ik relaties aan met vrouwen en daardoor kwam mijn huwelijk steeds meer onder druk te staan, totdat het in 1991 tot een scheiding kwam. Deze persoonlijke ervaringen hebben mijn compassie met de marginalen in de samenleving alleen maar sterker gemaakt.”
Traditioneel milieu
In 2007 ging ds. Visser met pensioen, waarna hij buitenkerkelijk werd. De predikant groeide op in een traditioneel christelijk milieu. „Mijn moeder neigde naar het evangelische christendom, mijn vader naar orthodoxe bevindelijkheid.” Voor zijn vader stond „de vraag centraal of God hem wel genadig zou zijn. Beiden hebben mijn theologisch denken gevormd.”
Ds. Visser bleef naar eigen zeggen last houden van de „dogmatische opvoeding” die hij thuis en op de universiteit had genoten. Het geloofsoptimisme van zijn moeder maakte hem later ontvankelijk voor het theologisch denken van A. A. van Ruler, die de mensen opriep om van de aarde te genieten. „Mijn vader bracht mij meer in aanraking met de geloofswereld van Jan Siebelink. God oordeelt. Is er een kans dat een mens gered wordt? Mijn vader worstelde daarmee.”
In de vader van Siebelink herkende hij iets van zijn eigen vader. Het boek ”Knielen op een bed violen” heeft ds. Visser „zeer ontroerd.” „De geloofsworsteling spreekt mij aan. In een gesprek met Siebelink heb ik mijn ergernis uitgesproken over al die lezers die weinig invoelingsvermogen tonen en zijn vader als gek afschilderen.
Bij het lezen van het slot van Siebelinks boek heb ik gehuild. De echtgenote van de overledene besluit een tekst aan te brengen op het graf: „In de Heere ontslapen.” Mijn moeder zou het ook hebben kunnen doen. Op het graf van mijn vader en moeder staat geschreven: „Mijn genade is u genoeg.”