De onvermijdelijke nostalgie van Kerst
Sneeuwvlokken zijn goeddeels verdwenen uit het kerstverhaal. Een boodschap van hoop en verzoening scoort nog wel hoog op het lijstje. En die is er in pakweg drie varianten: subtiel, minder subtiel of helemaal niet subtiel.
Althans, zo is het in het gros van de verhalen in de drie bundels die onlangs verschenen, van Vonne van der Meer, Laurens Snoek (e.a.) en Joke Verweerd. Vernieuwend kun je ze dus niet noemen. Maar dat is ook nooit het criterium voor een kerstverhaal geweest en zal het waarschijnlijk ook nooit worden. Kerst brengt onvermijdelijk nostalgie met zich mee. Alleen al de boektitels ”De duisternis gaat wijken” (Snoek) en ”Verdwalen en thuiskomen” (Verweerd) werken meteen in op het gevoel.Die hang naar licht en warmte mondt –gelukkig– niet uit in louter aardige en vredige verhalen. Een verhaal kan niet buiten gebrokenheid, kan niet zonder een conflict – een goed exemplaar tenminste niet. Van der Meer –in haar bundel twee Sinterklaasverhalen en vijf voor Kerst– heeft dat het beste begrepen. Daarbij maakt ze niet altijd plaats voor berouw. Verhaaltechnisch kan dat sterk zijn, zoals in het verhaal ”Bedrog” over een vrouw die vreemdgaat met de man die zij schminkt als Zwarte Piet.
„„(…) Er zit iets op je wang.”
Terwijl ik me omdraaide en naar de spiegel liep, bedacht ik wat ik zou gaan zeggen: iets over schmink die ik eerst op mijn eigen huid had uitgeprobeerd. Iets over een te vette huid. Over mogelijke allergische reacties. Maar voor ik antwoord kon geven schoot hij al langs me heen, de wc in.
„Was het eraf, vlug, voor Martijn naar beneden komt. Hier.”
Hij gaf me een handdoek aan waarvan hij de punt had natgemaakt, en glimlachte naar me – de glimlach van een samenzweerder.”
In haar slotzinnen betrekt Van der Meer de bedrogen echtgenoot ingenieus in het complot om de misstap van zijn vrouw te verbergen. Al beseft hij dat niet; zijn hogere doel is te zorgen dat zoontje Martijn niet van zijn geloof in Sint en Piet afvalt door de bewuste veeg schmink op de wang van zijn moeder te zien.
Inhoudelijk gezien mist een verhaal, zeker een kerstverhaal, een dimensie als elke vorm van inkeer ontbreekt. In dat licht is ”In vreemde handen” bevredigender. Daar komt het uiteindelijk tot een „wegebben van de ergste wraakgevoelens jegens haar en die ander, die ze in de afscheidsbrief niet had genoemd maar die er wel degelijk bleek te zijn.”
Instantbekering
Ook Verweerd gaat de harde realiteit van geweld tegen buschauffeurs, relatieproblemen en zelfs doodslag niet uit de weg. Maar ze weet er, op de haar kenmerkende manier, als het ware een sjabloon van menselijkheid over te leggen.
De grote winst van Verweerd is dat in haar verhalen áltijd wel een sprankje hoop is. Niet dat een happy end garant staat voor een goed verhaal, zeker niet – maar het is wel iets wat het publiek in dit genre verwacht.
In de bundel van Snoek schemert de (heils)boodschap met meer nadruk door de verhaallijn heen. In bijvoorbeeld de beide verhalen van Gerbrand Fenijn resulteert dat in een instantbekering in de slotzinnen.
„Jerry grijpt zijn hand: „Ik heb voor je gebeden, Ho, vele uren.” Ho knikt verward. Het is allemaal nog zo onbegrijpelijk. Maar de vrede die zijn hart binnenstroomt is zo echt, dat hij verwonderd moet zuchten.”
Zo’n snelle wending ondermijnt de morele worsteling die er toch moet zijn geweest. Maar dat laat onverlet dat een dergelijke ommezwaai veelal is gewenst tijdens kerstvieringen.
De bijdragen van Ben de Raaf en Hans Mouthaan zijn wat dat betreft uitzonderingen. Waar De Raaf in zijn schrijfstijl meer dan eens blijft steken in clichés, lukt het hem wel zijn verhaal een originele draai te geven. Alles lijkt aan te werken op een innerlijke ommezwaai van de hoofdpersoon. Maar nee, een bijfiguur, een Iraakse vluchteling, gaat er met de zegen vandoor. Haast letterlijk, in de vorm van door de hoofdpersoon afgedankte geestelijke lectuur.
Christuslegende
De bundel ”Licht in de duisternis” zal door het reformatorisch publiek het makkelijkst worden omarmd. Al is het alleen maar vanwege de vertrouwde uitgeversnaam. Maar is fictief omgaan met Bijbelse personages of Jezus zelf (verhalen Laurens Snoek) eigenlijk wel zo orthodox? Vanzelf, er schemert een Bijbelse boodschap van hoop en genade door. Maar rechtvaardigt dat doel ook de veronderstelling dat een verstandelijk gehandicapte aan de kribbe heeft gebeden: „Heere Jezus, ik ben gekke Barnabas, maar u bent mijn Heere. Amen”?
Neem dan ”De luit van de herdersjongen” van Verweerd, haar enige verhaal dat in Bijbelse tijden speelt. Het is haast een Christuslegende met de luit die een engel –„ploink”– uit de hemel laat vallen. Dat maakt het verhaal overtuigender dan de drie van Snoek, juist omdat het minder geloofwaardig is.
Van der Meer zoekt het meer in het associatieve. De hoofdstuktitel ”Maria, hou je vast, je zoon zoekt je” is een niet mis te verstane verwijzing naar het Evangelie. Sprekender nog is de uitspraak „Ik, in de plaats van Jezus”, van iemand die besluit in de kribbe plaats te nemen om zo de persoon te ontmantelen die elk jaar de Jezusfiguur uit de kerststal steelt. Je zou het blasfemisch kunnen opvatten, maar daarmee valt de diepere laag niet te ontkennen.
Iets vergelijkbaars doet Verweerd in haar verhaal ”Kerstkind” over Cilly, die door haar ongehuwde moeder is afgestaan en haar –inmiddels dementerend– weer tegenkomt.
„Maar de kribbe is leeg, want Cilly heeft de babypop in haar armen.
„Ik neem het kindeke even mee”, fluistert ze, „voor mijn moeder, want die heeft Hem nodig.” En over de gang naar de ziekenboeg lopend bidt ze met haar ogen op het veel te vrolijke poppengezicht gericht: „En ik eigenlijk ook, Here Jezus, net als ieder mens die vergeving moet krijgen en vergeven moet leren.””
Met zo’n passage schuurt Verweerd qua niveau tegen Van der Meer aan. Maar daarbij laat ze de boodschap van Kerst fier overeind staan.
N.a.v. ”December. Verhalen”, door Vonne van der Meer; uitg. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2009; ISBN 978 90 254 3256 0; 142 blz.; € 16,95;”De duisternis gaat wijken. Kerstverhalen en -gedichten”, door Laurens Snoek e.a.; uitg. Den Hertog, Houten, 2009; ISBN 978 90 331 2233 0; 211 blz.; € 13,50;”Verdwalen en thuiskomen. Kerst- en winterverhalen”, door Joke Verweerd; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 239 9304 9; 193 blz.; € 15,90.
”December” van Vonne van der Meer bestaat uit zeven relatief lange verhalen, waarvan twee over sinterklaas. Vijf van de zeven zijn al eerder verschenen. Van der Meers verhalen ontstijgen het alledaagse het meest van alle die hier worden besproken. De auteur durft te kiezen voor een tikje absurdistische thema’s zoals een onderzoek van een arts naar de invloed van engelverschijningen die ze zelf in scène zet. Perspectief, invalshoek en compositie van het verhaal versterken het zonderlinge karakter.
”Verdwalen en thuiskomen” van Joke Verweerd overschrijden zelden de tien pagina’s. Dat maakt ze geschikt om voor te lezen. Bij een verhaal als ”Vet in de problemen” biedt het echter te weinig ruimte om de plot uit werken. Verweerds personages staan midden in het leven en ze laat zien wat er in hun hoofden omgaat. Bijna altijd heeft er een ommekeer plaats in het leven van een van de personages. Achter in het boek staat een gedichtencyclus over de aankondiging van Jezus’ geboorte.
”De duisternis gaat wijken” van Laurens Snoek e.a. bevat verhalen van Gerbrand Fenijn, Gerrit van Heerde, Hans Mouthaan, Ben de Raaf en Laurens Snoek. De verschillende auteurs zorgen voor diversiteit in kwaliteit en thematiek van de verhalen. Zo schrijft Mouthaan streekverhalen met oog voor detail, voor gebruiken en personen. Snoek daarentegen houdt het bij een Bijbelse setting. Daarbij lijkt hij soms te vergeten om zijn moderne bril af te zetten. In deze bundel zijn ook vijf verhalen voor kinderen en een uitgebreide bloemlezing van kerstgedichten opgenomen.