„Burgers mogen meebetalen aan beter platteland”
Burgers mogen best meebetalen aan de herinrichting van het platteland in hun omgeving, het gaat tenslotte om de kwaliteit van hun leefomgeving.
Provincies kunnen voor het uitvoeren van reconstructieplannen dan ook om financiële steun van hun eigen bevolking vragen.
Dit heeft de Raad voor het Landelijk Gebied donderdag geadviseerd aan minister Veerman van Landbouw en staatssecretaris Van Geel van Ruimtelijke Ordening.
Boerenbedrijven bij gevoelige natuurgebieden, zoals de Veluwe, mogen maar een zeer beperkte hoeveelheid mest en ammoniak uitstoten. In het kader van de reconstructiewet mogen in deze gebieden geen nieuwe bedrijven worden gevestigd, mogen bestaande bedrijven niet uitbreiden en kunnen boerenbedrijven worden verplaatst.
De provincies moeten binnenkort hun herinrichtingsplannen voor het platteland aan het kabinet aanbieden. Voor het rapport Platteland in de steigers heeft de raad gekeken naar de manier waarop de reconstructie van zandgebieden in Oost- en Zuid-Nederland georganiseerd kan worden.
Volgens de Raad voor het Landelijk Gebied kunnen burgers niet alleen meebetalen, maar ook meedenken over de reconstructie. „De energie en ideeën die leven bij bewoners, individuele grondeigenaren en potentiële investeerders moeten beter worden benut. Naast de vergadertafel is ook de keukentafel van belang”, schrijft de raad in haar advies.
Verder moeten de provincies plannen voor de toekomst ontwerpen waarin zowel economische aspecten als ecologische, sociaal-culturele, ruimtelijke en leefbaarheidsaspecten aan de orde komen. Het Rijk en de provincies moeten duidelijke en bindende afspraken maken over wie wat gaat uitvoeren, en dit vastleggen in zogenaamde prestatiecontracten, vindt de raad.
Voor de financiering kunnen de provincies gebiedsfondsen instellen waarvoor geld van het Rijk, de provincie zelf, de marktsector en de eigen bevolking gevraagd kan worden. De raad vindt verder dat Veerman en Van Geel de wetgeving moeten aanpassen, zodat er ruimte komt om experimenten te doen met de werkwijze van bestaande boerenbedrijven in de reconstructiegebieden, zoals goede omgevingsinpassing en nieuwe milieutechnische maatregelen.