Kerk & religie

Begeerte

„Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid…” Psalm 51:3

3 December 2009 07:41Gewijzigd op 14 November 2020 09:17

Uit Davids eerste bede blijkt zijn ernstige begeerte. Hij begeert niet een aards koninkrijk, noch goud, noch zilver, noch het leven van zijn vijanden, maar alleen genade. Hij bidt nergens om dan alleen maar genade. Daardoor leren wij wat het is wat wij boven alle dingen in de wereld behoren te begeren: de gunst en de genade van God in Christus Jezus. Indien ons gevraagd wordt wat wij boven alle dingen in de wereld zouden begeren, behoren wij te antwoorden: Genade en gunst van God. Laat andere mensen wereldse macht, rijkdommen, eer, goud en zilver begeren, maar ik, Heere, bid nergens anders om dan om genade, Uw gunst en goedertierenheid.De arme tollenaar komt tot God en slaat op zijn borst en zegt: „O God, zijt mij zondaar genadig.” Er is niets anders in de gehele wereld dat de angst van een verwonde consciëntie kan stillen dan de genade van God in Christus Jezus. David had zonder twijfel een levendig zicht op zijn ellendige staat. Zo er enig ander middel in de wereld geweest was om er uit te geraken, hij zou het gedaan hebben. Maar zie, hij werpt zijn ogen op de genade van God alleen.

Samuel Smith,predikant te Prittwel in Essex

(”Davids boetvaardigheid”, 1621).

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer