„Zendingswerk hoort bij hart van de kerk”
Wat zijn plannen zijn bij de Gereformeerde Zendingsbond? De kersverse directeur ds. J. P. Ouwehand lacht. „Zo ver ben ik nog niet. Eerst maar eens de organisatie goed leren kennen.”
Negen jaar gaf Jan Ouwehand (47) les aan een theologische school in Zuid-Afrika en begeleidde en adviseerde hij kerkenraden. Na zijn repatriëring in 1999 bleef zijn betrokkenheid op het zendingswerk. Nog een keer „het veld ingaan” zag hij niet zitten. „Met kleinkinderen krijg je er nieuwe banden bij die je vasthouden.”Het directeurschap van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) binnen de Protestantse Kerk in Nederland is hem daarom op het lijf geschreven. „Zendingswerk hoort bij het hart van het kerk-zijn. Christenen hebben de roeping het Evangelie door te geven. Het is mooi om als directeur een schakeltje te zijn in de opbouw van Gods Koninkrijk.”
Over de concrete invulling van zijn functie heeft ds. Ouwehand nog geen ideeën. „Zo ver ben ik nog niet. Ik begin eerst maar eens met het goed leren kennen van de organisatie. Bovendien werken er buitengewoon deskundige mensen. Het zou niet verstandig zijn als ik op dit moment allerlei dingen ging roepen.”
Andere houding
Als zijn grootste uitdaging ziet de predikant van de hervormde gemeente in Wilnis het helpen vormgeven van een visie op het zendingswerk van de GZB. „In Nederland, maar ook op het zendingsveld verandert er veel. De tijd is voorbij dat het Westen in het buitenland kan vertellen hoe het kerk-zijn in elkaar steekt. De vanzelfsprekendheid van Nederland als christelijke natie is verdwenen. Europa staat nu synoniem met welvaart en slechte films. Dat betekent niet dat we niets meer te zeggen hebben, maar het vraagt wel om een andere houding van zendingswerkers.”
Ds. Ouwehand hoopt dat de GZB ondanks deze ontwikkelingen in de toekomst een levenskrachtige zendingsorganisatie blijft. Het aanhalen van banden met gelovigen elders in de wereld is daarbij voor hen en voor ons van belang, stelt hij. „We hebben elkaar nodig tot versterking en bemoediging. Om samen een leesbare brief van Christus in de wereld te zijn.”
Waar hij tegen opziet in zijn nieuwe functie? „Alles wat nieuw is, is spannend en tegelijkertijd een uitdaging. Je moet je opnieuw waarmaken. Een directeur is voor een organisatie van groot belang. Als het niet gaat, heeft dat behoorlijke gevolgen.”
Op zijn eigen zendingsperiode in Zuid-Afrika -toen nog namens de Zending Gereformeerde Gemeenten- kijkt de predikant met gemengde gevoelens terug. „Het werk deed ik met plezier. Ik hield van de vrijheid en het feit dat ik mijn steentje kon bijdragen aan Gods Koninkrijk. In de persoonlijke sfeer was het echter niet altijd een gemakkelijke tijd.”
Het zendingsgevoel binnen de achterban van de GZB kan wel versterking gebruiken, denkt ds. Ouwehand. „Voor directe, aansprekende vormen van nood is het in deze tijd redelijk eenvoudig om steun te werven. Langdurige, structurele betrokkenheid bij organisaties wordt steeds moeilijker. Dat geldt ook voor het zendingswerk. Het is lastig om dit te verbeteren. Er zijn tegenwoordig tientallen organisaties die steun vragen.”
Rust
Afscheid nemen van de hervormde gemeente in Wilnis valt de predikant moeilijk. „Ik heb in de afgelopen vier jaar een band gekregen met mensen, lief en leed gedeeld. Het is mijn eerste gemeente en ik vond het solliciteren naar de functie van GZB-directeur toch een grote stap. De rust die ik kreeg bij het verdere verloop van de sollicitatie zag ik als een bevestiging van God dat ik de goede keuze heb gemaakt.”
Ds. Ouwehand is van plan elke zondag te blijven preken. De combinatie van het predikant-zijn en het directeurschap van de GZB ziet hij niet als een probleem. „Het lijkt mij een uitstekende manier om mijn roeping in deze wereld gestalte te geven.”