Het leven van ds. Jac. Overduin
De titel is niet origineel, de uitgave ook niet. In 1939 verscheen van ”Een vriend van de Bruidegom” een eerste druk bij uitgeverij Van den Tol. Waarom dan nu een herdruk van deze levensbeschrijving van ds. Jac. Overduin? Opdat, zoals te lezen valt, deze uitgave tot jaloersheid en zelfonderzoek zou zijn.
Op 4 december 1928 overleed ds. Jac. Overduin, 77 jaar na zijn geboorte. Zijn naam leeft voort, niet alleen in de geschiedenis van Gods kerk, maar ook in zijn nageslacht. Drie zoons werden eveneens Woordverkondigers: de predikanten Daniël Christiaan, Johannes en Martinus. Over dit drietal heeft de uitgever enkele biografische bijzonderheden opgenomen.Maar daarnaast zijn er nog meer nakomelingen geweest die de profetenmantel hebben gedragen. Het boek zou completer zijn geweest als er ook over die andere Overduinen iets vermeld was in het laatste hoofdstuk.
Joh. Westerbeke van uitgeverij Middelburg kwam met deze nieuwe uitgave op de markt. Aantrekkelijk uitgevoerd en even aantrekkelijk geprijsd. Het boek, dat grotendeels biografisch is, vraagt om waardering. Er wordt een levensweg beschreven waaraan een stervensweg voorafging. In dit boekje ontmoeten we een man die de tere vreze Gods mocht beoefenen.
De uitgever wijst er in zijn woord vooraf terecht op, dat dit tere leven ver weg is onder ons volk. Hij beschouwt daarin de tegenwoordige toestand van de kerken. Het levensbeeld van ds. Overduin tekent de lezer een weg van op en neer, van vallen en opstaan, van tijdelijke en geestelijke uitreddingen, van vreugde en rouw.
Aan de verleiding om royaal uit het boek te citeren moet ik voorbijgaan met het oog op de afgemeten lengte van deze boekbespreking. Toch wil ik enkele zaken onder de aandacht brengen. Dan wijs ik in de eerste plaats op het voorrecht dat Overduin reeds in zijn jeugd de Heere mocht vrezen. Toen hij op 8 december 1928 in Giessendam begraven werd, schreef ds. G. H. Kersten in De Saambinder over hem: „Die hem gekend hebben, weten dat de Heere hem van zijn kindse dagen getrokken heeft. Nee, dat was geen beredenering, maar praktijk. Hij kon u vertellen wat in zijn ziel omging, welke worstelingen zijn kinderhart aan Gods genadetroon bonden en hoe de Heere uitkomst gaf. De kleine Ko was nog maar zeven jaar, toen dit woord in zijn ziel zonk: „… en Ik zal u vissers der mensen maken”.”
Het tweede dat opvalt, is dat zijn weg tot het ambt nauwelijks door hem beschreven is. Toen hij negentien jaar was, hield hij zijn eerste oefening in Valkenburg bij Katwijk. Zijn weg door het kerkelijke leven was interkerkelijk: hij diende in verscheidene kerkverbanden, tot hij met de Kruisgemeente Lisse in 1907 werd opgenomen in het verband van de Gereformeerde Gemeenten.
Ten slotte iets over zijn huiselijke leven. Aanvankelijk dachten Overduin en zijn vrouw geen kinderzegen te zullen krijgen. Er kwamen echter dertien kinderen. Later schreef hij: „O, wat zal het een genot voor ons zijn als er geen kleintjes meer bijkomen…” In een overzicht van de gezinssamenstelling staat dat drie kinderen stierven voor ze een half jaar waren en twee onder de 22 jaar. Het zalig sterven van deze twee, Jacobus jr. en Elisabeth, wordt aangrijpend en aandoenlijk beschreven.
In dit boek staat geen mens in het middelpunt, maar een ontfermend God Die ook ruim tachtig jaar na het sterven van deze dienstknecht Dezelfde is en blijft.
N.a.v. ”Een vriend van de Bruidegom. Levensschets van ds. Jac. Overduin”, samengesteld door Joh. Westerbeke; uitg. Middelburg, Middelburg, 2009; ISBN 978 74557 26 9; 138 blz.; € 11,25.