„Wat ze thuis niet snappen, is hier gewoon”
Door een nieuwe manier van bekostigen, staat het voortbestaan van een ggz-logeerhuis in Schoorl op de tocht. „De druk op de klinieken gaat straks omhoog.”
„Alles”, antwoordt Marleen Smit op de vraag wat haar boeit aan haar werk als locatiemanager van het logeerhuis van ggz-instelling Triversum in Schoorl. „De kinderen die hier komen, de vraag hoe je kunt helpen de puzzel die het leven vaak voor hen is kloppend te maken en de ambitie om de weekenden dat de kinderen hier zijn zo te organiseren dat ouders en kinderen denken: Het is goed.”Elk weekend opent het logeerhuis zijn deuren voor een deel van de 150 kinderen die een indicatie hebben voor een kortdurend verblijf. Smit: „In dit huis draaien we per weekend drie groepen, in ons tweede huis in De Goorn twee. Elke groep bestaat uit zes kinderen. Het gros van hen komt eens per maand naar het logeerhuis, een deel eens per twee weken. Behalve in het weekend kunnen de kinderen er ook in de schoolvakanties terecht.”
Zo’n acht jaar geleden openden vrijwel alle ggz-instellingen logeerhuizen, veelal op initiatief van ouderverenigingen. Ze richten zich op kinderen van vier tot achttien jaar, met alle diagnoses die in de psychiatrie voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn PDD-NOS, autisme en ADHD. Met de huizen hoopten de ggz-instellingen ouders even een ademhalingspauze te kunnen bieden. Toen het eerste logeerhuis van Triversum openging, was de eerste wachtlijst er binnen een week.
Smit: „Het opvoeden van deze kinderen is voor ouders een heel zware taak. Op de spreekuren verzuchten ze wel eens hoeveel moeite het ze kost om alles in hun gezin in goede banen te leiden. Dan horen we opmerkingen als: Ik zou zo graag eens rustig een krant willen lezen. Of zonder dat er almaar ruzie is naar de supermarkt willen gaan.”
Breng het kind dat zo veel aandacht vraagt dan een weekendje onder bij familie, vrienden of kennissen, krijgen dergelijke ouders, aldus Smit, nogal eens te horen. „Maar die fase zijn de meesten allang voorbij. We praten over kinderen met forse gedragsproblemen, wat maakt dat de meeste kennissen die zich opwerpen als gastouder op den duur toch afhaken. Ze ontlopen de ouders en nodigen hun kind liever niet meer uit. Ouders zien vervolgens hun netwerk hoe langer hoe kleiner worden. En zo gaat dat dag in, dag uit door, met een kind dat bijna geen vriendjes heeft en er overal uit ligt, op school en op straat.”
Een wondermiddel zijn de logeerhuizen natuurlijk niet, zegt Smit, terwijl ze rondleidt door de verblijven van de groepen Jutter B1, Vuurtoren C1 en Duinroos D2. „Maar we doen veel meer dan ouders een rustig weekend bezorgen. Ik durf rustig te zeggen dat wij hier een structuur neerzetten waarbinnen kinderen weer sociale contacten durven leggen. Thuis is er vaak niemand die begrijpt waarom ze voor de zoveelste keer boos worden. Maar wat hun vriendjes op straat of op school niet snappen, is hier gewoon.”
Aan de weekenden gaat een grondige voorbereiding vooraf. „De groepsleiders komen vrijdag om twee uur bij elkaar om alles door te spreken. Dat moet ook, want deze kinderen kunnen moeilijk zelf verzinnen wat ze gaan doen, laat staan dat ze lang kunnen volhouden wat ze hebben bedacht.” Wijzend naar de muur: „Daar komen straks twee borden te hangen. Op het ene zien alle kinderen in welke groep ze zitten, op het andere wat elke groep in het weekend gaat doen.”
Plaatjes van tandenborsteltjes, washandjes en sokken op de slaapkamers maken de kinderen duidelijk hoe ze hun dag moeten ordenen. Smit: „Je moet deze kinderen echt voorhouden dat ze na het opstaan hun tanden moeten poetsen, aankleden en naar de woonkamer moeten lopen. Anders is het al chaos voordat de dag begint.”
Omdat Smit weet wat het logeerhuis voor de ouders betekent, durft ze ook de gevolgen te schetsen voor het geval de voorziening straks noodgedwongen de deuren sluit: de druk op de klinieken gaat omhoog, het aantal opnamen zal stijgen. „Het besluit om dicht te gaan, neem je natuurlijk niet zomaar. Maar zoals het er nu voorstaat, komt de vaste AWBZ-vergoeding voor onze bedden te vervallen. Wat we voor onze dagactiviteiten overhouden, is een lager tarief dan nu. Alles bij elkaar dreigen we zo’n 4 à 5 ton te verliezen. Je kunt rustig stellen dat we straks openhartoperaties moeten uitvoeren voor tarieven waar je nog geen enkel voor verbindt.”
Voor Smit past de dreigende sluiting van het logeerhuis in de trend van de almaar voortgaande bezuinigingen. „Als je nu een indicatie aanvraagt op grond van het sociaal belang van het kind weet je al op voorhand dat die wordt afgewezen. Niet zwaar genoeg. De kinderen die nu hier komen, zijn dus al meerdere keren door de molen gegaan voordat de indicatiecentra groen licht gaven. Maar dat na een reeks bezuinigingen nu een nekslag dreigt, dat had ik zelfs in mijn somberste buien niet verwacht.”