Eiland in de Anglicaanse oceaan
„Een soort eiland in de Anglicaanse oceaan”, zo typeert ds. Lusa Nsenga-Ngoy zijn kerk. De situatie is dan ook uniek. Al sinds 1897 komt de Franstalige protestantse gemeente van Canterbury samen in de Kapel van de Zwarte Prins - onderdeel van Canterbury’s machtige kathedraal. En haar geschiedenis gaat nog verder terug.
Een klein bordje in het gras, even rechts van de ruim 80 meter hoge Bell Harry-toren, verraadt haar bestaan. ”Eglise Protestante Française”, Franse Protestantse Kerk. ”Zondagse dienst in het Frans. 15.00 uur”. Een sober pad voert naar een even sobere deur. Daarachter: de kapel. Klein, maar compleet - met preekstoel, orgel en kerkbanken.
Die preekstoel bevindt zich, naar goed calvinistisch gebruik, op een centrale plaats. Want calvinistisch, dat wil de gemeente zijn, zegt ds. Nsenga-Ngoy. „Ik hecht aan de drie sola’s van de Reformatie: het sola scriptura, sola gratia en sola fide. Aan een prediking die de noodzaak benadrukt van bekering en geloof.”
De 25-jarige voorganger heeft zijn wortels in Congo, het voormalige Zaïre. In 1985 verhuisde hij naar België, waar zijn vader nog altijd predikant is in de Verenigde Protestantse Kerk. Nsenga-Ngoy studeerde theologie aan de Universitaire Faculteit voor protestantse godgeleerdheid (UFPG) in Brussel. Twee jaar geleden werd hij verbonden aan de Eglise Protestante Française in Canterbury, als opvolger van ds. Hugh R. Boudin. En, meldt het informatiebulletin van de gemeente, „sinds zijn benoeming heeft Lusa zich goed ingeburgerd in de kerk, in het geheel van de kathedraalgemeenschap en in de stad. Zijn mooie preken monden uit in warme lofprijzing en onze gemeente breidt zich uit.”
Groot is die ”congrégation” niet. „Een man of twintig”, schat ds. Nsenga-Ngoy. „Maar ze zijn wel trouw. Eén vrouw komt hier al vanaf 1958.” En al zijn de meesten Brit, ze spreken allemaal Frans, of ze verstaan die taal. „Laat ik het zo zeggen: iedereen heeft wel iets met Frankrijk. De een is francofiel, de volgende docent Frans en de derde stamt rechtstreeks af van de hugenoten.”
De historie van de Eglise Protestante Française begint zo rond 1550. Massa’s protestanten uit Frankrijk en België, hugenoten en Walen, die in hun eigen land om hun geloof worden vervolgd, maken de oversteek naar het vrije Engeland. Velen belanden in Canterbury, niet ver van de kustplaats Dover. Ds. Nsenga-Ngoy: „Op een bepaald moment bestond meer dan eenderde deel van de bevolking van de stad uit vluchtelingen. Sommigen spreken zelfs van de helft.” De overblijfselen daarvan zijn nog altijd zichtbaar. Zo herinnert ”The Old Weavers’ House” aan de weefindustrie die in die tijd in Canterbury ontstond.
Ook kerkelijk moesten deze mensen echter onderdak krijgen. De autoriteiten van de kathedraal kwamen met een oplossing. In het laatste kwart van de zestiende eeuw stelden zij de crypte van het godshuis ter beschikking aan hun Franstalige stadsgenoten. En zo kon het gebeuren dat op een willekeurige zondag 3000 vluchtelingen bijeenvergaderd waren in de ruimte onder het zuidelijke dwarsschip van de immense kathedraal. Tot de eerste predikanten behoorden François Perrucel (of: de la Rivière, 1548), Hector Hamon (1564-1581) en Antoine Lescaillet (1575-1596).
Geleidelijk nam het aantal bezoekers in omvang af. Mensen trouwden, vestigden zich elders, of keerden terug naar hun vaderland. Aan het einde van de negentiende eeuw was de belangstelling dusdanig verminderd dat volstaan kon worden met een kleinere ruimte.
En die kwam er, in 1895, binnen diezelfde beschuttende kathedraalmuren. Het kerkbestuur gaf de protestantse gemeente toestemming voortaan gebruik te maken van de kleine ”Kapel van de Zwarte Prins”. Deze kapel, daterend uit de twaalfde eeuw, is een van de twee Romaanse kapellen die het bedehuis rijk is. De naam herinnert aan de oudste zoon van Koning Edward III, Edward, de latere -befaamde- Zwarte Prins (1330-1376). Deze liet de beide kapellen op zijn kosten verbouwen in de stijl van de veertiende eeuw.
Ds. Nsenga-Ngoy is „bijzonder ingenomen” met de kerkruimte. „Dit is zo bijzonder”, zegt hij, „zo verbazingwekkend. Zoiets vind je nergens ter wereld.”
Uit de ontstaansgeschiedenis van zijn gemeente zijn lessen te trekken voor het heden, meent hij. „Hier in Canterbury was een kerk die vluchtelingen, asielzoekers, de gelegenheid bood hun eigen geloof te blijven belijden. Ze hoefden geen dingen te doen tegen hun wil. Ja, daar kunnen we, als het gaat om de hedendaagse asielzoekersproblematiek, nog wel iets van leren.”
In de zondagse diensten gaat het er, zegt de predikant, sober en ingetogen aan toe. „We zijn heel traditioneel. In de diensten, die ongeveer een uur duren, staat het Woord in het middelpunt.” Voor de begeleiding van de hymnen is slechts een orgel voorhanden. Strijdt dat niet wat met zijn Congolese achtergrond? Ds. Nsenga-Ngoy: „In Afrika gaat het er meestal wel wat uitbundiger aan toe dan hier, zeker. Toch voel ik me hier helemaal thuis. Het gaat mij om de inhoud, niet zozeer om de verpakking.”
Overigens is de organist van rooms-katholieken huize. Het is typerend voor het karakter van de gemeente, aldus haar voorganger. „We zijn, laat ik zeggen, multichristelijk. Mensen komen uit allerlei kerken. Uit Schotland, de Free Churches…”
Geeft het zo nu en dan geen spanningen, twee gemeenten in Canterbury’s ene kathedraal? „Nee. Donderdag hoop ook ik mee te lopen in de processie bij de wijding van de nieuwe aartsbisschop. We zijn goed met elkaar, al hebben we ook weer niet zo heel veel met elkaar te maken. We vormen een soort eiland in de Anglicaanse oceaan. We zijn trouwens met alle kerken in de stad goed. Ook met bijvoorbeeld de Strict Baptists. Ik zie al die verschillende gemeenten als een grote christelijke familie. Eenheid in verscheidenheid, zeg maar. Zelf beschouw ik me vooral als christen, die openstaat voor anderen.”
Maar zijn er dan geen grenzen? „Jawel”, zegt ds. Nsenga-Ngoy. „Ik ben een protestantse calvinist. Mijn basis is dus de Schrift. Maar, die kunnen we op verschillende manieren lezen.” Ook op de manier van dr. Rowan Williams, de nieuwe aartsbisschop? „Ik ben geen lid van de Anglicaanse Kerk. Williams is een liberaal, dat zeker. Maar de Kerk van Engeland is altijd een brede kerk geweest. En ik denk wel dat Williams er alles aan zal doen en ook in staat is om de zaak bij elkaar te houden.”
Leven kan ds. Nsenga-Ngoy -„Ik ben een single”- niet van zijn ambtsbetrekking. Drie of vier dagen per week werkt hij daarom bij de ”Visit Office”, het toeristenbureau van de kathedraal. In september dit jaar wil hij weer gaan studeren. Theologie, aan het King’s College in Londen. Een promotiestudie - in deeltijd, wel te verstaan. Want: „Ik geniet van dit werk.”