Ware honger
Mattheüs 5:6
David had een bijzondere honger tot de liefde van God. Hij zegt in Psalm 42: „Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God.” O, als de ziel schreeuwend tot God is, zal Hij haast komen. Dan wordt die ziel verzadigd met Zijn beeld.Als een kind hongerig is en roept tot zijn vader, zal deze hem geen slang geven, maar brood. Als de honger maar groot is en de zondaar afgemat van het roepen, komt Hij en verzadigt hem en geeft leven aan zijn ziel.
Het komt erop neer dat wij niet verzadigd worden omdat wij niet zien dat wij gebrek hebben. Wij menen van onszelf genoeg te hebben. O, ons hart is te hoog om bedelaar te zijn voor God. Toch moeten we dat zijn.
Wat smeekte David, wat een honger had hij naar de God van Psalm 51: „Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid.” Als de ziel hongert om rein te zijn door de gerechtigheid van Jezus’ lijden, is dat waarlijk de rechte honger en dorst naar Hem. Het is dan een honger die zo groot is dat het op een wenen aankomt. Die honger verbrijzelt het hart van een mens.
Edmund Calamy,predikant te Londen
(”De ware hongerige ziel”, 1683)