Missie van Rome raakte in diep verval
De Rooms-Katholieke Kerk heeft veel werk gemaakt van zending. Er was veel inzet en opoffering, maar er waren ook dwangbekeringen en ijver ten behoeve van Romes glorie. „Want alle terrein is Roomsch, omdat Christus aan de Roomsche kerk heeft gezegd: onderwijst álle volkeren!” jubelde een rooms-katholiek dagblad in de vorige eeuw. Het missionaire elan van Rome doofde uit en raakte in eind twintigste eeuw in diep verval.
Twee recente standaardwerken geven inzicht in het reilen en zeilen van de kerk van Rome, nationaal en internationaal. Bisdom Den Bosch bestaat dit jaar 450 jaar. Reden voor oud-archivaris dr. Jan Peijnenburg om die periode te beschrijven in zijn rijkelijk geïllustreerde ”Van roomsche zegeningen en paapsche stoutigheden”.Hij doet dat eerlijk, en soms ook kritisch naar de eigen kerk. Paus Paulus III (1534-1549), die het concilie van Trente bijeenriep, was ook degene de inquisitie aanjoeg, stelt de schrijver. „Tijdens zijn pontificaat stroomden de kerkers vol en vlamden de brandstapels overal.” De schrijver vermeldt dat het met de plaats van de preek in het bisdom rond de tijd van de Reformatie droevig gesteld was. Het bestaan van de laatmiddeleeuwse Bosschenaar was wel doordrenkt met godsdienstigheid maar van „een actieve deelname van de gelovigen” was geen sprake. De liturgie was indrukwekkend maar bood te weinig houvast voor een „intens persoonlijk geloofsleven”, wat de aantrekkingskracht van de hagenpredikers verklaarde, aldus de schrijver.
Na het verbod van de roomse godsdienst in de Republiek kwamen de rooms-katholieken bijeen in schuurkerkjes en schaapskooien, wat bijna herinneringen oproept aan de tijd van de Afscheiding. De laatste decennia tonen het doorsneebeeld van rooms-katholiek Nederland: verval, leegloop, polarisatie. Bisschop Jan Bluyssen zag in de jaren zeventig het kerkbezoek teruglopen van 70 naar 25 procent. Waren er in 1980 in het bisdom nog 1322 priesters, eind 2000 zijn dat er officieel 835. Daarna is de leegloop alleen maar verder gegaan.
Zending
Jan Derix (1936-2009) schreef een standaardwerk over de geschiedenis van het Nederlandse aandeel in de rooms-katholieke missie. Hij reisde als journalist jarenlang de wereld over en bezocht vele missionarissen in alle uithoeken van de wereld. Het boek combineert deskundigheid met een levendige en betrokken stijl.
Derix beschrijft het ontstaan van de missie uit de kloosterorden. Halverwege de vijftiende eeuw was de missiegeest praktisch gedoofd, omdat de kerk buiten Europa geen kant meer uit kon. Toen kwamen de ontdekkingsreizen, die leidden tot een geweldige opbloei van de missie. In het voetspoor van Portugezen en Spanjaarden trokken missionarissen de hele wereld over. Het boek beschrijft eerlijk de schaduwzijden, want missie ging nogal eens gepaard met zinloos bloedvergieten, dwangbekeringen en imperialisme ten gunste van het instituut Rome.
Voorbeeld is het werk van de ”kinderraapsters” bij de Chinamissie: nonnen trokken langs de huizen en doopten met heimelijke trucs kleine kinderen die lang niet altijd in doodsnood verkeerden. Er circuleerden zelfs instructieboekjes voor dit werk. De Spaanse missionaris Franciscus Xaverius, „de apostel der jezuïeten”, kende in de zestiende eeuw een nietsontziende bekeringsdrift en organiseerde openluchtmanifestaties met duizenden bekeerlingen per dag. Dat gebeurde door een kruisbeeld te kussen, waarvoor men als beloning een rozenkrans kreeg die Xaverius bij duizenden uit Lissabon had meegenomen.
Rooms imperialisme was er ook in de Nederlandse kolonie Indië. Het rooms-katholieke dagblad De Maasbode bestreed de wenselijkheid om een overeenkomst met de protestantse zending op Indië te sluiten. Hoe kon het protestantisme, dat niet eens een recht van bestaan heeft, de Rooms-Katholieke Kerk dwingen af te blijven van haar terrein? „Want alle terrein is Roomsch, omdat Christus aan de Roomsche kerk heeft gezegd: onderwijst álle volkeren! Hoe meer die kerk dus Protestantsche gemeenten binnendringt en er het Protestantisme uit verjaagt, hoe meer zij handelt krachtens het bevel van haren Goddelijken Stichter.”
Buitenbeentje
In de zeventiende eeuw kregen de jezuïeten steeds meer de overhand in het missiewerk, nadat franciscanen en dominicanen hen voorgingen. Nederland is met zijn opvallend sterke missietraditie in veel opzichten een buitenbeentje in de wereldkerk geweest, stelt Derix. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog behoorde Nederland nog tot de koplopers in het missiewerk. Nederlandse (priester)missionarissen vertegenwoordigden in 1939 ruim 11 procent van het totaal aantal in de wereldkerk!
De jaren zestig van de vorige eeuw bracht een crisis in de missie teweeg. Nadat Rome eeuwenlang missionarissen uitgezonden had met de boodschap dat er buiten de (roomse) kerk geen heil was, werd missie nu ingeruild voor dialoog tussen de wereldgodsdiensten. In Nederland vond de oproep van Johannes Paulus II in 1991 tot de missieopdracht van de kerk in Nederland weinig weerklank meer, omdat „het missionaire tijdperk hier vrijwel voorbij was”, aldus Derix. De missionaris als verkondiger werd verdrongen door dat van de projectontwikkelaar en de ontwikkelingswerker. „Het thuisfront vroeg niet meer hoeveel heidenen hij had bekeerd, maar hoeveel waterputten hij had geslagen.”
In de periode van 1972 tot 1976 nam het aantal Nederlandse missionarissen met 21 procent af tot ongeveer 7000. Nu zijn het er ongeveer 1000. Men kan zich volgens de schrijver alleen verbazen over de snelheid waarmee het missiebewustzijn uit het collectief geheugen van rooms-katholiek Nederland is verdwenen. Die vaststelling is vooral pijnlijk voor de missionarissen die nog in actieve dienst zijn, alsmede de oud-gedienden die hun leven momenteel slijten in verzorgingstehuizen. „De laatste ”Brengers van de Boodschap” hadden zich de nadagen van hun missionaire loopbaan waarschijnlijk heel anders voorgesteld.”
Het boek is in dubbele zin tragisch. Derix heeft de verschijning van het boek niet meer meegemaakt, maar overleed vlak voor publicatie.
Hij wijdde het boek aan degenen die naamloos stierven, „ver weg van dierbaren die hun waarde en verdiensten voor verre medemensen nooit zouden kennen.” Het is ook een les voor de protestantse kerken. De stelling van Derix is: „Het verlies aan missiegeest wordt ook wel beschouwd als het duidelijkste symbool voor het verval van het kerkelijk leven in Nederland.” De overbekende uitdrukking van „een kerk die niet werft, sterft” lijkt op te gaan voor de kerk van Rome. Maar geldt dat niet alle kerken waar het vuur geblust is? In die zin houdt dit zendingsboek ons de spiegel voor.
N.a.v. ”Van roomsche zegeningen en paapsche stoutigheden. De geschiedenis van het bisdom van ’s Hertogenbosch 1559-2009”, door dr. J. W. M. Peijnenburg; uitg. Valkhof Pers, Nijmegen, 2009; ISBN 978 90 5625 308 0; 392 blz.; € 24,50;
”Brengers van de Boodschap. Geschiedenis van de katholieke missionering vanuit Nederland van VOC tot Vaticanum II”, door Jan Derix; uitg. Valkhof Pers, Nijmegen, 2009; ISBN 978 90 5625 311 0; 803 blz.; € 40,-.