Hij zei maandagavond voor het NOS Journaal dat in de Verenigde Staten „toeleveranciers, afnemers en personeel hebben moeten samenspannen” om de cijfers mooier voor te stellen dan ze werkelijk waren. „En dan gaat het hard.”

Heijn reageerde daarmee op de boekhoudfraude bij de Amerikaanse Ahold-onderneming US Foodservice en de Argentijnse dochter Disco. Heijn sprak van de zwaarste dag in zijn leven. Hij had zondagavond al een telefoontje gekregen dat er slecht nieuws zat aan te komen.

Hoe is dit mogelijk, zo vroeg hij zich af voor de tv-camera. „Ergens in het Ahold-bedrijf moet er iets zijn gebeurd waardoor zulke oplichterijen konden plaatshebben.” Wie de schuldigen zijn, kon de topondernemer niet zeggen.

Heijn zei geen spijt te hebben van de internationale expansie. „Anders was ik er niet aan begonnen.” De eerste schreden werden gezet in Spanje, waarna de Verenigde Staten volgden. Vooral de Amerikaanse winkels waren winstgevend, benadrukte ”meneer Albert”, zoals hij altijd door het personeel werd aangesproken.

Heijn gaf van 1962 tot 1989 leiding aan Ahold. Samen met zijn broer Gerrit-Jan, die in 1987 bij een ontvoering werd vermoord, bouwde hij het kruideniersbedrijf van zijn grootvader om tot een groot concern.

De familie Heijn maakte in 1993 bekend dat ze alle aandelen in Ahold van de hand had gedaan. Het ging toen om een belang van 6,8 procent met een waarde van 163,36 miljoen euro. Volgens het zakenblad Quote deden echter niet alle familieleden met de verkoop mee.

Albert Heijn, geboren in 1927, runt sinds enkele jaren samen met zijn vrouw Monique enkele winkels, een brasserie, een restaurant en een luxe bed-and-breakfast in het Britse Heresford.