Moraal geldt ook voor markt
Financiële instellingen moeten niet zomaar hun gang kunnen gaan op de vrije markt, betoogt Rutger Claassen. Banken zouden niet zonder toestemming en een testfase vooraf –net als bij medicijnen– nieuwe producten op de markt mogen brengen.
De dominante visie in onze samenleving, en ook in de ethiek, is dat spelers op de vrije markt vrijgesteld zijn van morele verantwoordelijkheid. Natuurlijk moeten zij zich wel aan de wet houden. Afgezien daarvan is de markt echter een ”moraalvrije zone”. Als onze concurrent op de hoek failliet dreigt te gaan, bieden we niet aan hem te helpen. Zijn faillissement is precies ons doel. Als de barman een dronken klant nog een biertje aanbiedt, geen probleem. De klant is zelf verantwoordelijk; en de tent moet wel draaien.Deze afwezigheid van moraal dient een hoger moreel doel. Zij staat het aan individuele spelers toe zich volledig te concentreren op hun eigenbelang. Alleen als iedereen dat doet, slaagt de markt namelijk in zijn opzet: een zo groot mogelijke welvaart voor iedereen te scheppen. De zwaksten moeten uitgeschakeld worden en de sterksten overwinnen. Alleen dan krijgt de consument op de lange duur de beste producten tegen de laagste prijs.
Maar marktspelers hebben er toch voordeel van als ze zich aan hun contracten houden, eerlijke informatie geven over hun producten, meedenken met hun klanten en betrouwbare zakenpartners zijn? Dat klopt, en we vinden op elke markt dan ook vele verkopers die zich wel iets aan de belangen van hun kopers gelegen laten liggen. Kenmerkend voor de vrijstellingsethiek is echter dat marktpartijen elkaar niets kunnen verwijten als zij zich niet aan deze normen houden. De verantwoordelijkheid om op hun hoede te zijn ligt bij marktpartijen zelf. Publiciteit in allerhande media zal er bovendien voor zorgen dat het niet loont om morele verantwoordelijkheden te ontlopen.
Dit zijn de kerngedachten van de publieke ethiek van de morele vrijstelling. Ik pleit voor een heel andere publieke moraal, die van de morele vergunning. Markten opereren in deze visie onder een morele vergunning van de samenleving die altijd weer kan worden ingetrokken. De basispositie is er niet een van impliciete ontheffing, maar van een expliciet fiat dat marktspelers permanent moeten verdienen.
Verantwoording
De vergunningsethiek kent twee verschillen met de ontheffingsethiek. Ten eerste wordt een vergunning alleen verleend voor bepaalde doeleinden. Ten tweede kan een vergunning altijd weer worden ingetrokken.
De vergunningsethiek gaat ervan uit dat schade moet worden toegerekend aan hen die deze veroorzaken. Met andere woorden, de schuldige marktpartij kan verantwoordelijk gehouden worden voor de schade van de gedupeerde marktpartij en kan zich niet redden door te wijzen op de vrijwillige toestemming van de laatste. Alleen activiteiten die geen schade toebrengen aan burgers, zijn toegestaan. Marktpartijen moeten daarover verantwoording afleggen. Bij schending van de vergunning volgt een morele veroordeling en zo nodig ook politiek ingrijpen door de staat.
Ik wil deze abstracte uitgangspunten nu toepassen op een centraal problemen dat in de kredietcrisis aan het licht kwam: de rol van de bankproducten. Er waren banken in de VS die hypotheken verschaften aan personen die onvoldoende kredietwaardig waren. De problemen rezen toen grote aantallen consumenten hun hypotheek niet meer konden betalen.
Rood licht
Wat is nu het morele probleem met deze producten? In de kern gaat het erom dat hypotheekverstrekkers hun klanten hebben misleid over de risico’s van de producten die ze aanschaffen. Die misleiding is moreel onaanvaardbaar wanneer marktpartijen onderling sterk verschillen in kennis, informatie, intelligentie en onderhandelingscapaciteiten.
Gebeurde die misleiding bewust? Dat hoeft niet. Waar het om gaat is dat geldverstrekkers die risico’s hadden moeten zien. Als een auto door rood licht rijdt en een fietser aanrijdt is de automobilist aansprakelijk, ook als hij zegt dat hij het rode licht niet gezien heeft.
De kern van de morele ontheffing is dat de markt zelfreinigend werkt. Producenten met slechte producten zullen een slechte reputatie krijgen, het vertrouwen van de klant verliezen en ten onder gaan. Het probleem is echter dat dit reputatiemechanisme in de financiële sector overduidelijk niet functioneerde. Vele van de meest risicovolle banken hadden een uitstekende reputatie. De ondoorzichtigheid van de producten maakte het voor klanten moeilijk deze te beoordelen. Als alle grote spelers in de markt daaraan meedoen, en toezichthouders ook niet aan de bel trekken, heeft de klant niet echt de mogelijkheid om slechte banken te bestraffen door weg te blijven.
Een vergunningsethiek zou de zaken omdraaien. Banken zouden, zoals de econoom Willem Buiter voorstelt, vooraf toestemming moeten krijgen voor het op de markt brengen van nieuwe producten – net als bij medicijnen. Die toestemming wordt pas verleend na een langdurige testfase. Alle niet-geaccrediteerde producten zijn verboden. Het toezicht achteraf wordt daarmee vervangen door toezicht vooraf, de specifieke vergunning komt in de plaats van een algemene ontheffing, omdat die slechts kan worden ingetrokken als de schade al is aangericht.
Bonussen
De financiële sector kenmerkt zich door een stuitend gebrek aan schuldbesef. Dit jaar worden bonussen uitgedeeld die hoger zijn dan ooit tevoren en het doorverkopen van ondeugdelijke financiële producten is weer op gang gekomen. Wij zijn blijkbaar nog steeds in de ban van de vrijstellingsethiek. Wij moeten financiële markten weer leren zien als gewone morele plaatsen, waarvoor de principes van morele toerekening, schuld en verantwoordelijkheid gelden als voor ieder ander. Dat vereist het afscheid nemen van een lang gekoesterde speciale uitzondering.
De politiek zal de hoofdrol moeten spelen in de vergunningsethiek, maar de verantwoordelijkheid kan nooit bij staat en toezichthouders alleen liggen. De morele verantwoordelijkheid voor het onderhouden van die ethiek ligt bij het hele publiek, dus ook bij commerciële spelers.
Zo moeten banken aan politieke controle meewerken en het draagvlak daarvoor niet op allerlei manieren ondermijnen. Zij moeten zich vrijwillig onthouden van het verzinnen van nieuwe malafide producten. Consumenten kunnen zich steeds minder verschuilen achter hun achterstand in informatie en zullen meer dan ooit kritisch consument moeten zijn. Ten slotte is er een verantwoordelijkheid voor alle burgers en de publieke opinie om zowel de staat als de markt scherp bij de les te houden.
Dat al deze partijen een verantwoordelijkheid hebben, betekent ook dat zij allen medeverantwoordelijk waren voor de crisis. Dat roept een ongemakkelijk beeld op: iedereen verantwoordelijk, niemand verantwoordelijk. De regulering van de financiële sector zou alleen al daarom dé inzet van de volgende verkiezingen moeten worden.
De auteur werkt als politiek filosoof bij het Instituut voor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. Dit artikel is een samenvatting van de woensdag uitgesproken Socrateslezing, georganiseerd door het Humanistisch Verbond en de Humanistische Alliantie.